Op 20 Februari, de tachtigste dag van mijn reis, kwam ik bij het Orchid-resort in Lat Krabang aan, waar ik mijn reis ook was begonnen. De staf van het resort had mijn kartonnen fietsdoos gelukkig bewaard, wat mij bij de balie op het vliegveld van Bangkok de volgende moeizame discussie, zoals ik die de vorige keer heb gevoerd, bespaarde:
“De fiets moet in een fietsdoos verpakt worden.”
“Waar kan ik die kopen?”
“Die is hier niet te koop.”
“Dan gaat de fiets dus zonder doos mee.”
“Nee, hij moet in een doos. Voorschrift.”
“Verkoopt of geeft u mij dan een doos.”
“Helaas. Die hebben we niet.”
“Dan neem ik hem toch maar zonder doos mee.”
“Dat is niet toegestaan. Voorschrift.”
“Ik heb geen hoge hoed, maar wel een fietspet. Misschien kan ik daar een fietsdoos uit toveren, maar de laatste keer lukte dat niet, dus ik heb weinig hoop.”
En zo ging dat door tot kort voor het boarden van het toestel, waarna er opeens een doos van 20 x 30 x 40 cm gevonden werd. Daar kon de fiets natuurlijk niet in, maar door 15 van die dozen uit elkaar te trekken en met 6 rollen plakband om de fiets heen te kleven kon de fiets nog op het laatste nippertje mee. Ikzelf waarachtig ook nog, maar niet nadat de security mij een imbussleutel van 5 cm, waarmee je makkelijk een vliegtuig kunt kapen, had afgenomen.
Deze keer dus gelukkig niet zo’n zenuwenwerk en ik had zelfs nog een dag rust voordat ik aan de 12 uur lange vlucht naar Schiphol begon.
Op die rustdag maakte ik, voordat ik aan het inpakwerk begon, een ontspannen ritje van 25 km, waarvan de eerste 7 en de laatste 7 km door het ronkende verkeer niet zo heel erg ontspannen was. De tussenliggende 11 km was dat gelukkig wel. Ik kwam bij een grote tempel die, evenals de Ganesha van 5 jaar geleden, nog in aanbouw was. Om het verse beton stonden nog veel stijgers, waardoor het geheel uit bouwkundig oogpunt bezien, meer interessant dan mooi was. Voor de tempel bevond zich echter een erg fraaie vijver met prachtige waterplanten. Er waren bladen bij die zo gaaf waren dat ze wel van plastic leken. Maar nee, ze waren veel mooier dan plastic, ze waren echt, want heel nauwkeurig bekeken bleken de motiefjes langs de randen allemaal verschillend te zijn. Deze ‘pizzaborden’ kwamen niet uit de fabriek, maar waren werkelijk zo gegroeid, of ik moest me wel heel erg vergissen.
Tevreden met zo’n mooi ‘floristisch’ besluit van mijn tocht peddelde ik in gedachten verzonken terug naar mijn ressort. Het was, afgezien van die periode van 18 dagen slecht weer, waarover ik danig gelamenteerd had, een fantastische tocht geweest, waarop ik, behalve nogal wat bekende plekken, ook veel voor mij nieuwe gebieden heb bezocht. Daarnaast vond ik ook weer veel vriendelijke en behulpzame mensen op mijn route, waarbij ik het betreurde dat ik met de talen die in dit gebied van Azië gesproken worden, niet verder kwam dan ‘Hallo’, ‘bedankt’, ‘water’ en ‘geen pepers en scherpe kruiden’. Met vriendelijk lachen en kreten als ‘Holland’. ‘Thailand very good’. ‘Laos very beautiful’. ‘Cambodja very nice’. kwam ik echter een eind, ja zelfs tot hier, 5300 km van het vliegveld van Bangkok, of eigenlijk 5 km daar vandaan, want dat heb je als je een rondje rijdt.
Die 5300 km heeft mijn nieuwe Santos, de ‘San Francisco’, zoals ik die gedoopt heb, zich geweldig gehouden. Een fiets om, zonder angst voor mechanische problemen, opnieuw de wijde wereld mee in te trekken. Ook de Schwalbe banden, die er na deze tocht nog uitzagen alsof ze slechts 53 km hadden gereden, verdienden, evenals de Vaude-tassen een pluim.
En tenslotte ikzelf….. Verdien ik een pluim?
Het is aan de lezer / volger om dat te beoordelen.