23 september was het eerste minuscule sikkeltje van de nieuwe maan te zien en dat betekende dat de Ramadan begonnen was. Ik heb de indruk dat vele Islamieten deze maand van vasten een plezierige periode vinden: overdag lijden, maar zich de hele dag verheugen op het moment dat de moskee het signaal geeft dat er weer gegeten en gedronken mag worden. Je zou dit enigszins kunnen vergelijken met een sportman, bijvoorbeeld een wielrenner die zijn longen uit zijn lijf trapt en daarvan geniet, zelfs als het hem grauw voor de ogen gaat schemeren, in de wetenschap dat er een finish is, waarna hij in volle teugen kan genieten van zijn hete douche, zijn glas pils en alle andere dingen die na zo’n inspanning veel beter tot hun recht komen dan wanneer er geen offer aan vooraf gaat.
Meestal zat ik ’s avonds voor mijn tent in de woestijn en dan maakte het weinig uit of het Ramadan was of niet, maar de 28e september kwam ik rond een uur of vier in de middag in Guelmim aan, waar ik een hotelletje nam. Overal in de stad was activiteit: mensen kochten fruit op de markt en allerlei vers bereide koekjes in cafeetjes of bakkerijtjes. Straten werden vol gezet met stands van speelgoed tot mobiele telefoons (wat voor de meesten ook speelgoed is) en van schrijfbenodigdheden tot televisies en schoenen.
Een kwartier voor het einde van het vasten die dag, waren de straten echter plotseling geheel verlaten. Iedereen zat natuurlijk thuis om te eten, maar een uurtje later begonnen de straten zich weer te vullen met kuierende, kijkende en kopende mensen. Ik ging op zoek naar een restaurant, maar voordat ik 50 meter gevorderd was, werd ik al door een stel jonge mannen bij een van de vele stands geroepen en werd ik getrakteerd op een kom gebonden linzensoep en een schaal dadels, het traditionele eten voor na de vastentijd. Verder kreeg ik gezoete koekjes, sinaasappelsap, sterke muntthee en pannenkoekjes met siroop.
Drie of vier stands verder viel me een volgende uitnodiging te beurt en tegen de tijd dat ik het restaurant bereikt had, was mijn maag gevuld, niet alleen voor die avond, maar ook voor een groot deel van de volgende dag. Dat kwam eigenlijk wel goed uit, want mag de Ramadan dan zijn plezierige kanten hebben, zoals die avond in Guelmim, hij heeft voor de fietsreiziger ook zijn mindere aantrekkelijk kanten, vooral op een ruim 1800 km lang woestijntraject als dat van Guelmim in Marokko naar Nouakshott, de hoofdstad van Mauritanië.
Na uren van fietsen over een zwart lint door een eindeloze, met wat struikjes en pollen begroeide zandvlakte, waarin het passeren van een waarschuwingsbord voor overstekende kamelen zo’n beetje tot de meest enerverende gebeurtenissen behoort, zag ik dan aan de einder langzaam iets uit het zand oprijzen: een wegrestaurant of een winkeltje, meestal in combinatie met een benzinestation.
Als ik dan eindelijk bij dat uitnodigende gebouwtje aan kwam en de ijskoude limonadefles, waar ik me de voorafgaande uren op verheugd had, aan mijn lippen wilde zetten om een reuzendorst te lessen, bleek alleen de benzinepomp open te zijn. Restaurant, winkeltje en cafeetje gesloten! Allicht! Er was geen mens die overdag voor een koude Fanta kwam, dus waarom zou je je winkeltje open houden en je koelkast aanzetten?
Dan was er weinig anders voor mij dan het lauwe water uit mijn bidons, wat brood uit mijn tassen en de hoop dat het volgende wegrestaurantje 100 km verder, of misschien wel 200 km verder, de uitzondering zou zijn die de regel bevestigt en wel open zou zijn. En jawel! Er waren ook wegrestaurants dag en nacht open: open van voren, open van opzij of van achteren en open van boven: ingegooide ruiten, uit de sponningen gezakte deuren en ingestorte daken, maar dergelijke ruines waren ook geen plekken waar je als hongerige reiziger naar uitziet. Afgezien van de weinige keren dat ik de nacht in een stadje doorbracht was de Ramadan-maand ook voor mij een soort (gedwongen) vastentijd.
Erger dan dit sobere leven vond ik het ongezellige aspect van deze periode van mijn reis. Normaal kon ik op lange woestijntrajecten enorm genieten van het neerstrijken bij zo’n uiterst sporadisch en primitief eethuisje en smaakt mij de eenvoudige hap die daar geboden wordt honderd maal beter dan een 7 gangen menu in een van Nederlands 8-sterren restaurants. Op deze reis moest ik dat plezier dus keer op keer ontberen. Dat, in combinatie met misschien wel het minst interessante woestijntraject dat ik ooit gereden heb, deed bij mij soms de vraag rijzen, wat de lol van deze tocht eigenlijk was, een gevaarlijke vraag, die ik dan ook snel naar de achtergrond drong met de een of andere mathematische of onnozele puzzel.
Zo nu en dan doorbrak een passerende vrachtwagen de monotonie van de rechte reep teer door de vlakke zee van zand en een enkele keer tufte er een dure vierwiel aangedreven jeep voorbij met een Franse, Duitse of Spaanse nummerplaat, maar stoppen, zoals ze dat 20 jaar geleden in de veel interessantere woestijn van Algerije wél deden, deed er niet één. Niet dat ik de cola uit hun ijsboxen nodig had, want als het moet kan ik, hoe een Bourgondiër ik ook moge zijn, als een asceet leven. Nee, een gezellig gesprekje om van anderen te horen, waarom dit tóch een geweldige tocht was, dát was waar ik naar verlangde. Welnu, misschien konden die Franse, Duitse en Spaanse, door vier wielen voorgedrevenen dat ook niet vertellen. Maar waarom stopten ze dan niet om het van mij te horen?
En toen, op het hoogtepunt van deze twijfelperiode reed mij opeens een grote gele vrachtwagen voorbij. Hij hield in waardoor hij gelijk met me opreed. “Ben jij Frank van Rijn?” vroeg de vrouw die rechtsvoor zat. Meteen zag ik dat de zijkant van deze vrachtwagen (Unimog voor de kenners, een machtige six wheel drive op vier reuzen van wielen) volgepakt zat met reclamestickers, waaraan echter Gazelle, Schwalbe en Vaudé wonderlijk genoeg ontbraken. Daaronder stond: “Fietsen voor Onderwijs”. Ik antwoordde bevestigend en kreeg van de chauffeur naast haar, die zich naar mij overboog, te horen dat er een ploeg van 14 fietsers achter me zat, op weg van Bolsward naar Accra, een fondsenwervingtocht voor een onderwijsproject in Ghana. Deze Unimog en een nog grotere witte Daf-truck, die nu ook van achteren naderde, zorgden voor de ondersteuning van de fietsers en vervoerden hun bagage.
“We hebben op verschillende politieposten al over een eenzame fietser met bagage gehoord en vermoedden dat jij het was”, vervolgde hij. “We gaan een kilometer of 15 verderop kamperen met de hele groep. Heb je zin om erbij te komen staan?”
En zo kwam het dat ik die avond aardappelen met groente at in plaats van mijn simpele macaroni met zand dat er door de eeuwige wind ingeblazen was. Maar vooral de gesprekken met mijn 14 collega fietsers en hun vier begeleiders vormden een aangename afwisseling op mijn dagelijkse eenzame overpeinzingen voor mijn tent. “Fiets je morgen met ons mee?” vroeg Ipe.
“Dat red ik niet met die baal bagage”.
“Die gooi je in de Unimog”, zei Mark.
Meerijden in een vrachtwagen, bus, auto of trein is tegen mijn wet, maar mijn bagage een dagje laten vervoeren en zo weer eens ervaren hoe een 45 kg lichtere fiets aanvoelt, is iets waar ik geen gewetensbezwaar tegen heb en dus reed ik de volgende dag mee in de groep. We trapten de 152 km lange etappe weg alsof het een spelletje knikkeren was. Wat zeker géén spelletje knikkeren was, was de ijzeren discipline in de groep. We reden twee aan twee met 15 tot 18 cm tussen het voorwiel van de een en het achterwiel van die ervoor. Elke dag was er een andere etappeleider die erop toe moest zien (en dat ook deed!) dat de pauzes onderweg niet zouden ontaarden in verkapte siësta’s en uit de hand lopende koffie-uurtjes:
“Jullie hebben 13 minuten en 37 seconden om je sinaasappel op te eten en dan gaan we weer!”
De etappeleider had een secondant, eveneens bij roulatie, die de rij sloot en die bij elke van achter naderende auto luid “van achteren” moest roepen. Deze kreet werd dan onmiddellijk overgenomen door de op één na achterste en plantte zich dan als een akoestische golf voort naar de voorsten in de groep. Reed iemand 27 cm te ver naar links dan werd hem door de secondant vriendelijk doch dringend verzocht beter rechts te houden en als iemand het achterwiel van zijn voorganger te ver naar voren liet lopen werd hem even vriendelijk en dringend verzocht dat gat te dichten, opdat de groep niet te ver uit elkaar getrokken zou worden. Om de 5 km werd er van kop gewisseld. Dan ging de rechtsvoor linksvoor rijden en schoof de hele rechter kolom een positie naar voren en de linker kolom een positie naar achteren, waardoor je steeds een andere buur had.
Allen hadden hetzelfde groen-gele, met sponsorlogo’s versierde shirt aan en als wet van Meden en Perzen: hun valhelm op. Ik, als eenvoudige solo globetrotter zonder helm en met een verbleekt shirtje dat na 5 maanden fietsen vermoeidheidsverschijnselen begon te vertonen, viel natuurlijk nogal uit de toon, wat door de anderen overigens grootmoedig geaccepteerd werd.
Die 15 tot 18 cm tussen mijn voorwiel en mijn voorgangers achterwiel, hield ik vaak niet nauwgezet in de gaten, vooral als de conversatie met mijn buur te interessant werd. Dan viel er zomaar een gat va 50 meter en had ik de hele formatie van de groep verstoord, wat zo nu en dan tot een lichte frons bij “law-and-order-fietsers” leidde. Met een tijd flink pompen was het gat weer gedicht, maar voor ik het in de gaten had liep dat achterwiel weer te ver weg. Vaak klonk halverwege een interessant verhaal met mijn buur het wisselsignaal van de etappeleider en moest de conversatie meteen worden opgeschort totdat de hele cyclus van wisselen zich herhaald had en ik dezelfde buur weer had. Dan was ik natuurlijk allang vergeten met welk interessant onderwerp we bezig waren en begonnen we maar weer een nieuw verhaal. Op deze wijze flitsten de kilometers teer onder onze wielen weg.
De sporadische restaurantjes, benzinestations en ruines die langzaam uit de horizon oprezen vielen mij niet meer op en de ongemakken van de Ramadan deerden mij niet meer. Weg was mijn leven van eenzame asceet: ergens verderop stonden de Unimog en de Daf-truck klaar met Friese peperkoek, hete bouillon, koude cola, brood, boter, kaas en jam en voor ik het goed en wel in de gaten had was de etappe voorbij en hadden onze zorgzame begeleiders een prachtige kampeerplek gevonden:
“Welkom thuis” werd ons dan al toegeroepen, als we door het zand naar ze toe kwamen en inderdaad ervoer ik dat als een beetje thuiskomen. Niet meer gestoord door het wisselsignaal kon ik dan mijn gesprek met filosoof Theo, dammeester Bart, Elfstedentocht-organisator Henk, vogelbotten- en snavel verzamelaar Mark en al de anderen afmaken. In plaats van één dagje reed ik maar liefst vier etappes met de groep mee, maar 125 km voorbij Nouâdhibou in Mauritanië werd het toch weer eens tijd om op eigen benen te staan en laadde ik al mijn spullen weer op mijn fiets.
Tot St. Louis in Senegal kwamen we elkaar echter nog herhaaldelijk tegen en als ik dan langs het kampement van mijn collega fietsers reed klonk het vertrouwde: “Welkom thuis” en weer kon ik de verleiding dan niet weerstaan om mijn tent tussen de andere tenten te zetten. Dan had ik ’s avonds opnieuw een diner van evenveel sterren als dat er sterren in het firmament boven me schitterden. En als de voorgaande keren hadden we dan de meest diepgaande gesprekken over allerlei grote en kleine, maar uiterst gewichtige onderwerpen. In St. Louis had de groep een rustdag en aangezien ook ik daar heel toevallig een rustdag had kon ik samen met Ipe en Annemiek de stad te voet verkennen, een interessante, Koloniaal-Frans aandoende plaats die echter toch puur Afrikaans is.
Na deze rustdag bogen mijn nieuwe vrienden naar het oosten af om via Mali en Burkina Faso naar Ghana door te stoten. Ik ging, nu weer geheel alleen, door naar Dakar, Gambia en Guinée Bissau om van daar via Guinée naar Mali verder te trekken, met eveneens Ghana als einddoel. St. Louis was dus het definitieve einde van onze ontmoetingen………, hoewel……. wat is definitief?
Van mijn dorpje in Drente naar Bolsward is weliswaar ver, maar niet te ver, als je een goede fiets hebt. Ik denk dat ik de meeste van deze 14 voor Onderwijs Fietsende landgenoten met hun 4 begeleiders nog wel eens zal ontmoeten.
Wilt u meer weten over deze groep van 14+4 en hun fondsenwervingtocht voor onderwijs? Probeer dan eens http://www.fietsenvooronderwijs.nl/ uit uw computer naar voren te toveren.