In mijn vorige bericht op deze website schreef ik dat als er weer eens weinig te beleven is, bijvoorbeeld in verband met slecht weer, en ik geen zeep had om de was te doen, ik zal proberen meer over mijn belevenissen te schrijven. Welnu, vandaag is het heerlijk weer, ik heb wèl zeep en veel vuile kleren en ik zit in Vardzia dat, zoals velen van u ongetwijfeld zullen weten, in een prachtige canyon ligt. Er is dus veel te beleven en veel te doen en toch heb ik mijn schriftje voor de dag gehaald om verslag uit te brengen van mijn reis.
Is het mijn plichtsbesef dat opeens zo ongenadig heeft toegeslagen? Nee, want wat mijn plichtsbesef betreft lijk ik een beetje op Pinokkio. Ik heb het wel maar soms duurt het even voordat het zich manifesteert. Nee, het was een blikje met bedorven tomatenpuree waarmee ik gisteravond mijn macaroni wilde opfleuren. Resultaat: diarree, misselijkheid en een algehele slapte die elke fysieke bezigheid verhindert.
Ik zit hier op een mooie camping in een boomgaard. Op loopafstand bevindt zich een houten hokje waar een scheefgezakte deur voor zit die zowaar nog redelijk dicht kan en er bevindt zich ergens een stuk tuinslang waar, als je geluk hebt, water uit komt. Alle ingrediënten voor een ideale camping dus, afgezien dan van twee waakhonden die me vannacht met al hun gewaak nogal uit mijn slaap hebben gehouden. Vanochtend was ik daarom ondanks mijn lichamelijke ongemakken en het feit dat ik in een van de bijzondere archeologische plekken van Georgië zit, vast van plan om hier onmiddellijk te vertrekken. En aldus deed ik want nóg een nacht zou me teveel masochisme zijn.
De eerste zes kilometer met flinke klimmen en afdalingen erin waren echter ook een eerstegraads masochisme. Bij een winkeltje stopte ik, spoelde als medicijn twee flesjes limonade door mijn keel en zag af van mijn plan om die dag nog mijn reis te vervolgen. Ik moest kiezen uit twee masochismen en koos voor die van de honden. Veel alternatief was er niet want alles wat in Vardzia naar hotel riekt zakt langzaam uit elkaar en is al tijden verlaten. En dus keerde ik terug naar de door mijn twee vrienden zwaar bewaakte camping die nog wel werkt.
Na daar drie uur lang uitgeteld op de grond te hebben gelegen had ik de moed om dat schriftje ter hand te nemen en naar goede ideeën te zoeken want voor de websites van Gazelle en VAUDE kun je niet met matige ideeën aankomen. Ik zit nu in de schaduw en dat toont aan dat ik me niet lekker voel.
Het is de schaduw van een appelboom waar zo nu en dan en halfrijp appeltje afvalt. Mijn gedachten drijven daardoor af naar een grote geest die ook ooit eens onder een appelboom zat en die, toen hij een appel op zijn hoofd kreeg, een geweldige inval kreeg. Niet: “Is het appeltje rijp en zoet?” maar “Waarom valt dat appeltje eigenlijk?” Daar is hij nooit achter gekomen maar hij is er wel mee aan de slag gegaan en om een beetje leuk aan de gravitatie te kunnen rekenen vond hij en passant de differentiaal- en integraalrekening uit. En daarmee heeft deze ingenieuze Isaac het gras voor mijn voeten grotendeels weggemaaid of beter gezegd: de appels voor mij van de boom geplukt. Anders had ik die rekenfoefjes misschien zelf wel uitgevonden want tijdens mijn studie was ik met een 7 en soms wel met een 7,5 een bolleboos in wiskunde.
Vardzia bestaat dus uit desintegrerende hotels waar bomen door de geopende vensters groeien, daken bij stukjes en beetjes instorten en het oude Sovjet-beton langzaam wegrot. Maar er is meer want deze ruїnes, hoewel archeologisch beslist niet oninteressant, zijn niet waarover de reisgidsen hoog opgeven. Tegenover al deze twintigste-eeuwse archeologische schatten aan de zuidelijke canyonwand bevinden zich in de noordelijke canyonwand zo’n slordige 600 grotten die 1000 jaar geleden in de rots gehakt zijn. Door een zware aardbeving in 1283 scheurde de enorm uitgeholde en geperforeerde wand af en stortte er een enorm stuk rots naar beneden waardoor zo’n 300 kamers zichtbaar werden. Die noordelijke canyonwand is dus een reuzen-gatenkaas waar je urenlang langs en doorheen kunt lopen om van de schitterende uitzichten te genieten, je onderwijl afvragend hoeveel uurtjes (of jaartjes) van bikwerk het gekost heeft om zoiets voor elkaar te krijgen. Er zit zelfs nog een complete kerk vol originele fresco’s in.
Gelukkig heb ik die “grottenstad” gisteren al uitgebreid bekeken want ik zou er vandaag de fut niet voor hebben. Enkele kilometers verderop moet echter in een diepe bergkloof nog een 1000 jaar oud kerkje liggen dat ik nog niet gezien heb. Het zou jammer zijn als ik dat moest missen en daarom staat er naast me nog een halve liter limonade-medicijn waarmee je de meest afschuwelijk vastgeroeste moeren los kunt krijgen. Ik hoop maar dat dit wondervocht ook bij machte zal zijn alle ellende in mijn maag en ingewanden los te krijgen zodat ik, als dit verhaal af is, dat kerkje alsnog kan gaan bekijken .
Vanuit Turkije ben ik ruim twee weken geleden Georgië binnengefietst. Hoor je in bijna de hele wereld: “Cruyff, van Basten” en nog een aantal van dat soort halfgoden, als je zegt dat je uit Nederland komt, hier hoor je: “Sandra”. Sandra Roelofs is de Nederlandse vrouw van Mikheil Saakashvili, de president van Georgië. “Sandra good!” zeggen de mensen dan en steken daarbij ook hun duim op. “Laten we wodka drinken op de vriendschap tussen Nederland en Georgië.” Onder die wodka (ruwweg 80% alcohol), dat als een soort brandend vergif door je slokdarm zakt alvorens je maag te bestormen, is vaak moeilijk uit te komen omdat de Georgiërs op dat punt nogal insisteren. Met een toneelstukje (hoestbui en: “Doctor says njet”, waarbij ik mijn rechter wijsvinger als een mes langs mijn keel laat glijden) is het me echter nog steeds gelukt om de wodka-dans te ontspringen.
Georgië is een prachtig land en een van de mooiste gebieden daarvan is Svanetië in het noorden, waar de machtige tot over 5000 meter hoogte reikende Kaukasusketen de grens met Rusland vormt. Dicht onder kubieke kilometers graniet en mijlenlange gletsjers ligt het plaatsje Mestia met zijn zeer bijzondere bijna 1000 jaar oude karakteristieke torens. Vroeger had iedere familie hier zo’n toren om zich in terug te trekken in tijden van gevaar. Er staan er daar nog 30 á 40 van overeind. Ushguli, 45 kilometer verderop, overtrof met zijn woud van soortgelijke torens zelfs het fraaie Mestia en het décor van Bergen en gletsjers was nóg indrukwekkender. Het dorpje ligt op 2200 meter en is daarmee volgens mijn reisgids het hoogst gelegen permanent bewoonde dorp van Europa. En laat ik nu altijd gedacht hebben dat Georgië in Azië ligt! Maar als je het de Georgiërs vraagt krijg je unaniem "Europa" als antwoord.
Vanaf Ushguli moest ik volgens een reisfoldertje van SNP, een reisorganisatie die zich specialiseert in prachtige wandel- en fietsreizen, nog over een pasje van 2300 meter om af te dalen naar lagere oorden. "Pasje" want als je al op 2200 meter zit is het natuurlijk een fluitje van een cent. Dat fluitje bleek een trompet van een rijksdaalder te zijn. Acht kilometer lang moest ik me op een grove-keienweg te pletter trappen om boven te komen. Daar wees mijn hoogtemeter 2800 meter aan, waarmee deze klim dus vijfmaal zo hoog was als ik had verwacht. Dat was natuurlijk een grapje van een van de reisleiders van SNP om hun klanten te verrassen. Het moet per slot van rekening niet allemaal vanzelf gaan. De afdaling ging ook niet vanzelf: een volledig weggeregend pad van keien, geulen, plassen en beken en zó steil dat ik grote stukken van de eerste 12 kilometer moest lopen met beide remmen zwaar ingeknepen. Maar voor dat soort lol doen we het natuurlijk allemaal en achteraf is die lol nog leuk ook!
En wat ook leuk, of eerder erg fijn is, mijn maag en ingewanden zijn zich flink aan het herstellen en mijn energie keert terug. Tijd dus om dat 1000 jaar oude kerkje in die bergkloof op te gaan zoeken. Tot een volgende keer, maar dan hopelijk niet na een macaronimaal met bedorven tomatenpuree als saus.