Bericht 8
Die zes kilometer die ik had meegelift in die toeristenbus zat me ’s nachts nog wel een beetje dwars. Maar wat is 6 km op enige duizenden kilometers? Wat maakt dat nu uit? Daar moet je als fietsreiziger tegen kunnen. En dat kon ik natuurlijk. Let maar op!
Met die geruststellende gedachte sliep ik in, echter niet alvorens nog even een andere gedachte te hebben: ‘Als het morgen prachtig weer is, ben ik er gek genoeg voor om voor vertrek zonder bagage nog even omhoog te fietsen om toch dat smokkelstukje in te halen. Maar dan moet het wel echt prachtig weer zijn, want zo gek ben ik nu ook weer niet om dat met slecht weer te doen. Dan begin ik er natuurlijk niet aan’
De volgende ochtend was het echter nog steeds bewolkt en dus stond mijn plan vast: ‘Verder naar San Rafael en vergeet die inhaaltocht. Ik ben wel goed maar niet gek.’
Het verbaasde mij dan ook lichtelijk dat ik een half uur later tóch omhoog reed over het smalle gravelweggetje langs het stuwmeer. Blijkbaar kunnen de meest normale mensen (waaronder ik mijzelf uiteraard schaar) toch hun gekke momenten en gedachten hebben. Maar zo gek was die gedachte nu ook weer niet: ‘Het is maar een korte etappe naar San Rafael en wat ga ik dan vanmiddag in die stad doen? Dan kan ik beter vanochtend toch even omhoog rijden langs dat stuwmeer, eigenlijk nog niet eens zozeer om dat stukje weg in te halen als wel voor het mooie uitzicht, want wie weet klaart het wat op. En bij de eerste druppel keer ik om, want het moet geen corvee-werk worden. Het moet leuk blijven.’
Bij de eerste druppel keerde ik natuurlijk niet om, want ik ben wel goed, maar niet zo gek om voor één druppeltje om te keren als ik met de nodige overredingskracht de hoteleigenaar zover gebracht heb dat ik wat later mag uitchecken.
En dus sprak ik met mezelf af: ‘Bij de zevende druppel keer ik om’
En wat een geluk, want na de zesde druppel ging het opklaren en brak de zon door het wolkendek heen, zodat ik veel beter dan de vorige dag, vanuit de bus en met sombere bewolking, kon zien hoe mooi dat meer was.
Ik schoot ook nog een foto op de plek waar ik de vorige dag benauwd was dat we (de 50 toeristen, de 3 gidsen, de chauffeur en ik) over de rand zouden tuimelen op het toen natte glibberige weggetje. Met de fiets ziet zoiets er een stuk minder gevaarlijk uit dan in een bus, waarin je toch al zo hoog zit.áá
’s Middags reed ik de laatste 30 km naar San Rafael en zo had ik, zelfs met het inhaal-ritje van die ochtend er bij, een rustige dag.
Geheel anders was het de dag die daarop volgde: ik reed over een lange vrijwel rechte weg zonder bewoning, cafeetje of winkeltje met links en rechts zich eindeloos uitstrekkend doornachtig struikgewas. De weg klom heel gelijdelijk, maar duidelijk merkbaar en ik reed tegen een lichte, maar eveneens duidelijk voelbare wind in. Dat ‘gelijdelijke’ en ‘lichte’ ging mij na vele uren toch in de benen zitten en vooral ook in mijn hoofd, want het enige wat al die tijd een beetje veranderde was het uitzicht op de besneeuwde toppen van de Andes in het westen. Die kwamen heel langzaam dichterbij, of eigenlijk naderde ik trap voor trap die sneeuwbergen. Verder bleef alles die dag exact hetzelfde.
Door dit moeizame en vooral langzame getob werd het lastig om het 115 km voorbij San Rafael gelegen Pareditas te halen. Ik achtte het dan ook verstandig om niet koste wat het kost door te drukken, maar ergens mijn tent op te zetten, om de volgende dag op mijn gemak dat dorpje te halen. Dat opzetten van de tent, althans op een acceptabele plek en uit het zicht van de weg, werd echter flink bemoeilijkt door onsympathiek serieuze draadafzettingen, links en rechts van de weg. Er zat nergens een zwak plekje in al dat draadwerk waar ik met fiets en al door kon. Boerderijen waren er niet en de paar sporadische hekken in de afzettingen zaten met zware kettingen en hangsloten stijf op slot. Uiteindelijk zag ik mij genoodzaakt de fiets af te laden, de bagage en de fiets over het draad te tillen, zelf over de afzetting te klimmen en aan de andere kant de fiets weer op te laden om enige honderden meters verderop in het terrein mijn tent op te zetten. Dat alles nam natuurlijk flink wat tijd in beslag en kostte de nodige energie, waardoor ik deze etappe niet een ontspannen peddelritje kon noemen. Wel had ik de volgende ochtend een mooi uitzicht op de vanuit het oosten door de zon belichte Cordillera.
Vanuit Tunuyán, een kilometer of 80 ten zuiden van Mendoza, reed ik voor de aardigheid nog eens de Andes in. De weg klom flink, iets wat je kunt verwachten als je de Andes in trekt. In het plaatsje Manzano Historico, waar generaal José de San Martin, de Libertador ( bevrijder) van Argentinië, onder een appelboom (Manzano) uitrustte na zijn terugkeer uit Chili op 29 januari 1823, vond ik een camping die er aardig uit zag, maar die niet aardig klonk, omdat heel wat campeerders hun autoradio’s flink hard aan hadden staan met de portieren wagenwijd open, om maar vooral iedereen mee te laten genieten van hun muziek. Het was één groot gratis concert van door elkaar vibrerende deuntjes. Gelukkig vond ik anderhalve kilometer verderop een mooie betaalbare bungalow in een fraaie tuin, ver genoeg weg van de camping om niet mee te hoeven ‘genieten’ van het concert. Vandaaruit fietste ik over een al even fors klimmende gravelweg naar de controle-post van de Gendarmeria Nacional op ongeveer 2400 m hoogte. Ik vroeg de gendarme of ik hier een foto mocht nemen. Dat was vroeger iets waar je bij politie-posten en grenzen in zuid Amerika, net als in Afrika geweldig mee op moest passen, want dan was je al gauw een spion van de Russen. Nu was er echter geen vuiltje aan de lucht en de gendarme maakte op mijn verzoek met mijn toestel een foto van me met een paar flinke bergen op de achtergrond.
Terug in Manzano Historico bezocht ik nog het enorme standbeeld van José de San Martin dat de ontmoeting tussen hem en kolonel Manuel Olazábal uitbeeldt.
Van deze historische plek reed ik in één dag naar Mendoza, bekend om zijn wijnen.
Twee zelfs!!