OLIFANTEN OP DE WEG, EEN VERBODEN FOTO EN EEN EXTREEM MIDDELMATIGE BOOM

Bericht 8

Vanaf de Aruu Falls waar bericht 7 eindigde, vervolgde ik mijn reis via Gulu naar weer een andere waterval: de Karuma Falls. Dat is eigenlijk geen echte waterval, maar een set stroomversnellingen in de Nijl, die hier al een eindje op weg is van het Victoriameer waar hij ontspringt (Zie bericht 1 van deze reis) naar Alexandrië, waar hij uitmondt in de Middellandse Zee.

Foto 1: Een van de stroomversnellingen van de Karuma Falls in de Nijl. Bij de brug over de Nijl was nog zo’n stroomversnelling, maar daar mocht niet gefotografeerd worden. Waarom was niet duidelijk, maar dat het niet mocht was wél duidelijk, want er stond gewapende politie om dat verbod te handhaven. Misschien was men bang dat de Russen de brug zouden bombarderen om de verdediging van het land lam te leggen. Tegenwoordig kun je uit die hoek weer van alles verwachten.
Foto 2: In de buurt van de brug over de Nijl liepen een paar Bavianen rond. Hier een die juist de weg op liep om te kijken of er bij mij wat te halen was. Dat was er niet, want ik had toevallig geen apenbrokken bij me.

Iets voorbij de brug en het plaatsje Karuma vond ik een guesthouse waar ik de nacht kon doorbrengen. De volgende dag maakte ik van daaruit een ritje zonder bagage. Ik daalde weer af naar de brug met het plan om een eind verderop rechtsaf te slaan op een zijweggetje in de hoop dat ik op een andere plek, waar geen politie stond, foto’s kon maken van de stroomversnellingen. Iets voorbij de klim uit het dal van de Nijl maakte ik even een sanitaire stop bij een boom in de berm. Plotseling zag ik op nog geen 50 meter afstand een olifant uit de struiken komen. Dat vroeg om blitz-actie en daarom hield ik onmiddellijk op met die sanitaire stop en liep snel een dertigtal meters terug. De olifant sjokte op zijn gemak de weg over zonder acht op mij te slaan. Achter hem kwam een tweede uit de struiken, die veel op de eerste leek, mogelijk zijn tweelingbroer. Daarna volgde een derde, een vierde, een vijfde…… Ik trok zo vlug als ik kon mijn fototoestel tevoorschijn om deze dierenoptocht op de plaat te zetten. In totaal passeerden er, min of meer pal voor mijn neus, zo’n vijftig olifanten. Een van hen bleef midden op de weg staan en keek me aan. Misschien overwoog hij even om op mij af te snellen, maar na enkele spannende seconden bedacht hij zich blijkbaar en liep braaf verder, achter zijn kornuiten aan. De beesten verdwenen aan de andere kant van de weg in de struiken, waarna de paar auto’s, die gestopt waren om de beesten voorrang te verlenen, hun weg vervolgden en ik ook weer van start kon.

Foto 3: Zes van de ongeveer vijftig olifanten die dicht voor mij de weg overstaken. De overige zaten of nog links in de struiken of waren al rechts weer in de struiken verdwenen.

Door deze olifanten zag ik af van het plan om iets verderop een zijweggetje in te slaan op zoek naar een plek vanwaar ik de stroomversnellingen van dichtbij zou kunnen fotograferen. Foto’s maken vanaf een brug waar politie patrouilleert kun je beter achterwege laten, maar foto’s maken waar geen politie in de buurt is, maar waar er wel plotseling vijftig olifanten uit de struiken op je af kunnen rennen is ook geen goed idee. In plaats van een zoektocht naar de stroomversnellingen maakte ik gewoon een aardig tochtje in de omgeving, een rustige dag, zogezegd.

In Kamudini stopte ik bij een winkeltje en kocht daar een rolletje koek en een blikje limonade. Terwijl ik voor het winkeltje op een stoeltje lekker in het zonnetje zat en poogde te genieten van een paar droge koekjes, die ik één voor één met mijn toverdrank doorspoelde, werd ik getrakteerd op een vermakelijk tafereeltje aan de overkant van de weg. Er stopte daar een grote bus en, als werd daarmee het startschot voor een hardloopwedstrijd gelost, sprongen er van diverse kraampjes in het rond verkopers op. Met hun fruit, pinda’s, blikjes energiedrank en andere snacks op schalen en in rekjes stoven ze op de bus af, waar ze hun koopwaar aanboden aan de dorstige en hongerige passagiers, die uitgeblust uit de raampjes hingen. De bus hield slechts enkele minuten halt, maar dat was voldoende tijd voor de transactie: flesje of fruit uit het omhooggehouden rekje en muntjes of biljetten er in en de bus kon weer door op zijn lange weg naar Kampala. Je moet er maar zin in hebben om zo te reizen! Door dit getob van die arme passagiers smaakten mijn droge koekjes plotseling weer als verse speculaas.

Foto 4: Buspassagiers worden geravitailleerd. Een gratis openluchttoneelstuk.
Foto 5: Standje met sinaasappelen en ander fruit bij de busstop.

Toen ik later op die dag weer terug reed over de brug, stonden daar een paar toeristen foto’s te maken van de stroomversnellingen in de Nijl, wat dus officieel verboden was. De politieagenten stonden er bij en keken er naar, maar deden niets. Juist voorbij de brug stond het busje van de toeristen. Het was duidelijk dat de chauffeur de politie wat zakgeld had gegeven zodat die beter hun plicht konden doen. Ik stopte onmiddellijk bij een van de politiemannen en zei dat ik nu dus ook foto’s van de stroomversnellingen mocht maken.

“Vooruit, één dan maar,” antwoordde de man die er door dit precedent moeilijk onderuit kon. Ik schoot er meteen drie, maar terwijl ik mijn camera weer opborg, kreeg ik een goede inval. Opnieuw haalde ik mijn toestel tevoorschijn, liep op de politieman toe en vroeg hem een foto van mij te maken met de stroomversnelling in de Nijl op de achtergrond.

“Vooruit, één dan maar,” zei hij en voegde de daad bij het woord.

“Neem er maar meteen drie,” zei ik, “dan kan ik de mooiste uitzoeken voor in mijn plakboek.” Dat deed hij en zo kon ik voldaan de klim uit het dal van de Nijl beginnen met toch een paar verboden foto’s op mijn apparaat, alles dankzij die toeristen in dat busje, die alweer op weg waren naar de volgende bezienswaardigheid.

Foto 6: Mijn fiets en ik met op de achtergrond een stroomversnelling in de Nijl. Rechts is nog juist een stukje van de brug te zien.
Foto 7: Op het marktje van Karuma.
Foto 8: De winkelstraat van Karuma.
Foto 9: Voor mijn guesthouse, een paar honderd meter verderop, stond een interessante vuilnisbak. Het bijzondere van deze bak was, dat hij nooit geleegd hoefde te worden aangezien de boden er uit geroest was. Afgezien van de merknaam van het een of andere prikdrankje stond er op: ‘Keep U-anda clean.’ Wat we schoon moesten houden was dus alleen voor geoefende kruiswoord-puzzellaars duidelijk.
Foto 10: Op een muur zag ik een mooie vogel met een lelijke kop.
Foto 11: Daaronder op die muur was een schildering aangebracht, die instructief was voor een houthakker. Let op de krokodil die geduldig wacht tot de houthakker klaar is met zijn werk.

Een paar etappes verder, iets voor het plaatsje Kyenjojo, trok een partij grote granietrotsen waarop portretten waren geschilderd, mijn aandacht. Ik liep tussen de rotsen door en maakte er wat foto’s. Bij alle portretten stond de naam van een heilige. Het waren geen bekende heiligen zoals bijvoorbeeld St. Pieter, St. Johannes of St. Antonio, maar St. Gyavira Musoke, St. Ambrose Kibuuka, St. Kizito en nog heel wat meer. Allemaal voor mij geheel onbekende Afrikaanse heiligen.

Foto 12: Rots met St. Gonzaaga Gonza, een heilige die volgens de toevoeging van de armen hield.
Foto 13: Een imposante rots met een kruis er op.

Een paar honderd meter voorbij die rotspartijen bevond zich een katholieke kerk. Ik vermoedde dat daar wel iemand zou zijn die het een en ander wist van deze heiligen. Ik trof er een pater die mij vertelde dat er tussen 1885 en 1887, in het toenmalige koninkrijk Buganda, 45 katholieke en anglicaanse geestelijken op last van koning Mwanga II om hun geloof zijn vermoord. Een van hen kwam uit deze streek. In 1920 zijn deze martelaren door paus Benedictus XV zalig verklaard. In 1964 volgde door paus Paulus VI hun heiligverklaring. Van deze rotsen heeft men, door er schilderingen van deze heiligen op aan te brengen, dus eigenlijk een natuurlijk monument gemaakt.

Foto 14: Nog een beschilderde rots, deze gewijd aan St. Kizito. Het leek alsof eronder een hoop rotzooi lag, iets wat in Afrika doorgaans geen verwondering hoeft te wekken. Dit waren echter briefjes met gebeden, wensen, verlangens en dankzeggingen die bezoekers hier hadden neergelegd in de hoop op verhoring. Hierdoor werd deze rotspartij dus een soort pelgrimsplek.
Foto 15: De weg van Kyenjojo naar Kampala was nogal kapotgereden. De vele gaten er in vormden niet alleen een mooie aanblik, maar werkten ook goed als wakkerhoudertje voor vrachtwagenchauffeurs, want een zwaar voertuig gaat nogal tekeer als je er met volle snelheid over- en doorheen dendert. Voor mij vormden deze gaten geen probleem, want ik kon er meestal makkelijk omheen rijden. 
Foto 16: Het werd een sport om figuren te herkennen in al die gaten. Deze is in de vorm van Afrika. Dat ik er zelf bij sta komt door de stand van de zon. Een paar uur later zou ik in de oceaan gestaan hebben, maar ik had geen zin daar zo lang op te wachten.
Foto 17: Tijdens een pauze daagde een jongen mij uit op de 64 velden. Hier was hij nog vol goede moed, maar het verdwaalde paard op h3 werd hem later fataal.

De met vele potholes versierde weg werd, naarmate ik dichter bij Kampala kwam, drukker en drukker, waardoor ik steeds vaker de berm in moest om voor gaten uitwijkende auto’s voldoende ruimte te geven. Daarom sloeg ik 16 kilometer voorbij Mubende, een lawaaiige stad waar weer eens veel knotsen van luidsprekers hun overmaat aan decibels tegen elkaar uitblèrden, af op een laterietweg waarvan ik hoopte dat ik er rustig kon fietsen. Aan een mevrouw in de receptie van een hotel vroeg ik of er op deze weg naar Maddu veel klimwerk te verwachten was. “Geheel vlak,” antwoordde ze hierop. Tweehonderd meter van de 38 km lange weg naar Maddu bleek inderdaad ‘geheel vlak’ te zijn. Verder ging hij voortdurend op en neer, waardoor het woordje ‘geheel’ in dit verband dus niet geheel juist bleek te zijn.

Foto 18: De voortdurend op en neer gaande laterietweg naar Maddu voerde mij door mooi groen heuvelland. 

Erg rustig bleek deze weg helaas niet te zijn, want er reden flink wat brom- en motorfietsen, hét transportmiddel van de mensen in de dorpen. Velen hadden grote mais- of rijstzakken achterop die nogal eens een eind naar links en rechts uitstaken. Bovendien was het hier een sport om zo dicht mogelijk langs andere weggebruikers te sjezen, waarschijnlijk een kinderlijke manier om het grote snelheidsverschil te accentueren. De kampioen van deze dag stoof zo dicht langs me heen, dat hij mijn achteruitkijkspiegel raakte, waardoor deze afbrak. Beng! Weg spiegel! Ik riep de kerel na en hij keek zelfs nog om, maar reed gewoon door. Een paar dagen eerder had zo’n zelfde motorcoureur met meterslange planken, dwars op zijn bagagedrager geladen, mij ook al zo ‘sportief’ ingehaald en had daarbij met het uiteinde van zijn langste plank mijn been geraakt. Resultaat: een schaafwond waaruit het bloed langs mijn been in mijn sok droop. Indrukwekkend! Ik leek Spartacus wel die uit de arena kwam. Vijf centimeter dichter langs me heen en ik was mijn been kwijt geweest. Het wordt tijd dat in Uganda een rijbewijs voor bromfietsers wordt ingevoerd!

Voorbij Maddu zat ik weer op asfalt, maar gelukkig zonder al te veel bromfietsen er op. Via Kajumiro reed ik naar Sembabule. Ergens op dat traject kruist de weg de evenaar en, zoals ik elke keer doe als ik de evenaar ga passeren, keek ik uit naar een bordje waar die op stond aangegeven. Ik verzamel namelijk bordjes met evenaars. Natuurlijk niet de bordjes zelf, want dat zou te zwaar worden, maar een foto daarvan voor in het plakboek.

Foto 19: In plaats van een evenaar-bordje trof ik een bar met de naam ‘Orchard Equatoria’.

Er kwam juist iemand de bar uit. Die kon ik meteen deze foto van mij met het bord van de bar laten maken. Ik had voor deze gelegenheid een mooi oranje shirt aangetrokken. Dat shirt heeft overigens niets met het Nederlands elftal te maken. Er staat ‘Val d’Aran’ op, een vallei in Catalonië waar het shirt oorspronkelijk vandaan komt, maar ik kocht het in de kringloopwinkel van Steenwijk: 75 cent.

Foto 20: Een paar kilometer verder kwam ik bij de echte evenaar, althans een echt bord met daarop ‘Equator crossing’ en ook daar vond ik iemand bereid om van mij met mijn fiets een foto te maken.

Hiermee was ik dus op het zuidelijk halfrond beland en daarmee van de droge tijd in de natte tijd, omdat de seizoenen daar omdraaien. En toch bleef het droog en zonnig. Aangezien Entebbe, waar zich het vliegveld van Kampala bevindt, op het noordelijk halfrond ligt, en ik daarnaar op weg was om mijn vliegtuig terug naar Nederland te halen, zou ik dus nog een foto aan mijn evenaarverzameling gaan toevoegen. Maar dat leest u in de volgende aflevering van dit bijna eeuwig durende feuilleton, dat overigens in die volgende aflevering tot een einde zal komen.

Foto 21: Tot besluit van dit bericht nog een mooie, grote, tropisch groene boom waarvan de ene helft in het uiterste zuiden van het noordelijk halfrond staat en de andere helft in het uiterste noorden van het zuidelijk halfrond. Een boom van extremen dus, hoewel het middelmatiger niet kan omdat hij precies tussen de twee polen in staat.