De vlakke route van Pak Mong naar Luang Prabang bleek voortdurend wat op en neer te gaan en als je al die op-stukjes bij elkaar telt, kom je toch nog tot aan aardig pasje. Fraaie scherpe karstbergen flankderden op sommige plaatsen de weg, die de laatste kilometers naar de stad langs de machtige Mekong liep. Met eindelijk weer eens een zonnetje er bij kon ik ’s avonds met tevredenheid terugblikken op deze etappe.
De volgende dag was het echter weer zwaar bewolkt, kil en kleurloos wat resulteerde in een voor mij, zonaanbidder, eveneens kleurloos Luang Prabang. Desondanks bezocht ik een serie Wats, buddhistische tempels, waarvan Vat Xiengthong Sayaroharamathibodimahavihanh zeker de moeite waard was, al was het alleen maar vanwege de 29 letters tellende laatste naam. (Probeer die eens uit het hoofd te leren!). De vele beelden en versieringen binnen maakten deze tempels tot ware musea.
Het aardigste van heel Luang Prabang vond ik echter de Phu Si-heuvel ten zuidoosten van het Koninklijk paleis, waar je voor 20.000 Kip tegenop mocht klimmen, om van het uitzicht over de stad en de Mekong kon genieten. Ik deed dat van de zuidwest zijde, waar men weer niet zuinig was geweest met het plaatsen van gouden Buddha-beelden. De liggende Buddha vond ik de meest interessante. Als je die van het hoofdeinde fotografeerde had hij heel kleine voetjes, terwijl hij gigantische voeten leek te hebben als je de plaat van de andere kant schoot.
Helaas was er van het uitzicht, door de sombere bewolking niet erg te genieten.
Om het culturele peil van de dag nog een paar graden op te krikken, bezocht ik ’s avonds het theater bij het Koninklijk Paleis waar, begeleid door een soort gamalan,-orkest in ballet-vorm Phralak Phralam werd opgevoerd, een voor een eenvoudig mens als ik, niet erg goed te begrijpen verhaal. Wat ik er van mee kreeg was dat Thotsakan, de koning van de reuzen, probeerde Sida (koningin? princes? In ieder geval geen gewone huisvrouw, want dat hoort niet in zo’n soort helden-epos) te verleiden met hem mee te gaan. Ze gaf echter geen krimp en Thotsakan verdween kwaad links van het toneel. Toen verscheen Hanuman, het opperhoofd van het apenleger ten tonele, en die probeerde Sida, die zo treurig was (waarom eigenlijk??) dat zelfmoord overwoog, te troosten. Dat lukte aanvankelijk natuurlijk ook niet, anders is zo’n ballet te snel afgelopen, maar na heel wat ronddansen over het toneel kreeg hij het warempel toch voor elkaar.
Een leger dansende demonen zorgde voor een daverend slot. Eind goed, al goed en dat alles kreeg het publiek voorgeschoteld voor het luttele bedrag van een ton. (In Laotiaanse valuta, welteverstaan).