Bericht 15
Ik heb een vrij goede wegenatlas van Spanje en Portugal en het mooie ervan is dat hij ook informatie geeft over campings. Als er bij een plaats een symbooltje van een tent staat, weet je vrijwel zeker dat daar géén camping is. Die was er misschien maar is ondertussen opgedoekt, weggespoeld door een vloedgolf of door een andere oorzaak verdwenen. Als er bij een plaatsje niet zo’n symbooltje staat, heb je een kleine kans dat er wel een camping is. En als deze regel geen uitzonderingen had zou die atlas enige campinginformatie hebben wat natuurlijk zeer bruikbaar is voor een reizende fietser die zo nu en dan te lui is om zelf een plek in de bush te zoeken. Helaas blijkt deze regel wel uitzonderingen te hebben zodat de enige informatie die de gebruiker van de atlas heeft, als het hem om campings gaat, dat hij beter naar een toeristenbureau kan gaan. Het probleem daarbij is echter dat zo’n bureau nogal eens gesloten is in verband met siësta, fiesta of zomaar. Ik prees mij daarom gelukkig dat het toeristenbureau in Celorico da Beira open was. Daar wist de dame me te vertellen dat er in Pinhel, een kilometer of 40 naar het noordoosten, een camping was. Op mijn adlas stond er bij Pinhel geen symbooltje van een tent dus dat droeg bij tot de geloofwaardigheid van haar informatie, maar met die mogelijke uitzonderingen weet je maar nooit. De dame veegde vervolgens met één machtige haal alle twijfels aan de kant door op haar computer de camping op te zoeken. En waarachtig op het scherm verschenen plaatjes van tenten caravans , campers, een zwembad met zonnende zwemmers er omheen en al die andere dingen die je tegenwoordig op drie- en viersterrencampings ziet. Dat kwam mij goed uit, niet dat zwembad, maar wel die afstand van 40 km want die zou juist een goede etappe volmaken. En dus bezocht ik nog even op mijn gemak het kasteel van Celorico da Beira, wat altijd leuk is, want een kasteel is nooit weg , en peddelde vervolgens via Vila Franca das Naves naar Pinhel.
Toen ik tegen het vallen van de avond in Pinhel aan kwam waar ik borden verwachtte die mij naar die fraaie camping verwezen, zag ik nergens zo’n bord. En dus vroeg ik aan een man op straat de weg naar de camping.
“Hier is geen camping” antwoordde hij. “Als u naar een camping wilt, moet u naar Celorico da Beira, zo’n 40 km naar het zuidwesten.”
“Daar hoorde ik op het toeristenbureau dat hier een prachtige camping camping is.”
“Meneer, ik woon al 60 jaar in Pinhel en ik ken elke straat en steeg. Er is hier géén camping.”
“Ik heb er een paar uur geleden foto’s van gezien op de computer van het toeristenbureau in Celorico da Beira”
“Een computer met een hoop fantasie, lijkt me”.
En zo zag ik weer eens dat zekerheden, hoe zeker ze ook lijken, toch niet altijd zo heel zeker zijn.
Snel vulde ik mijn vier flessen van anderhalve liter met water bij een fontijn en verliet Pinhel want veel daglicht restte mij niet meer. Ik kreeg een grote afdaling naar de Rio Côa. Halverwege die afdaling vond ik in een rotsachtig gebied een fantastisch plekje voor mijn tent, maar daarvoor moest ik mijn zwaar beladen fiets een flink eind steil omhoog duwen door omgeploegd land. Zo’n prachtig plekje had ik op geen viersterren camping gevonden. Dit soort treffers zijn de krenten in een reis waar bijna alles onzeker is.
De volgende dag reed ik naar het schilderachtig op een heuvel gelegen Castelo Rodrigo, waar weer een hoop pittoresk puin te zien was.
Na een aardige op en neer gaande route van ca. 23 kilometer kwam ik bij Barca de Alva aan, gelegen aan de Rio Douro. Deze rivier vormt vanaf hier over een flinke afstand in noordoostelijke richting de grens met Spanje. Mijn weg volgde ongeveer 25 km lang deze weg waarbij ik steeds mooie uitzichten had over de rivier en op de bergen aan de overkant in Spanje. Met een bootje vol toeristen hield ik een soort race om te laten zien dat een fiets sneller gaat dan een boot. Die machtsdemonstratie mislukte helaas door een paar gemene hellingen. Omhoog ging ik meteen een stuk langzamer dan de boot. Op de afdaling dichtte ik het gat weliswaar enigszins, maar over het totaal verloor ik toch terrein. Na de tweede helling van hetzelfde kaliber lag het bootje zover voor dat voor mij de aardigheid er af was. De passagiers zullen wel lol gehad hebben om die zwetende sukkelaar aan de Portugese kant: “Ha, ha! Probeer dan niet zo stoer te doen!”
Mogadouro, zo’n 50 km naar het noorden , was weer een typisch Portugees plaatsje, waar de gemiddelde toerist flink wat meter film op kon verschieten. Zo ging dat vroeger met dia- en fotofilm, maar tegenwoordig plaatsen we een geheugenkaart van een paar tientallen gigabites in onze platte telefoon en dan kunnen we er weer een tijdje tegen. Ik vraag me overigens af wat ik na afloop van deze reis met een paar honderdduizend foto’s in mijn computer moet doen. Zeven avonden per week foto’s vertonen op een tv-scherm van zestien vierkante meter met een frequentie van één per 3 seconden? En dat van 7 tot 12? En wie wil een dergelijke marteling ondergaan?
Daar dacht ik maar niet aan toen ik door de leuke straatjes van Mogadouro liep en het knallen weer niet kon laten.
Na een paar honderd megabytes verschoten te hebben op al het moois van Mogadouro, vervolgde ik mijn weg in noordoostelijke richting naar Miranda do Douro, gelegen aan de Douro, zoals de naam al suggereert. (Uitkijk op de Douro, betekent dat, of iets dergelijks). En dat had ik, een mooi uitzicht zelfs op de canyon van de rivier, dat echter enigszins verknoeid werd door electriciteitskabels. (Die electrokerels toch!! Die hangen maar slingers over de hele wereld, alsof het overal feest is)
Het was hier dat ik over een dam in de Douro Spanje voor de tweede keer deze reis binnenreed. En daar heette de rivier Rio Duero.
En nu op weg naar Zamora, waar vermoedelijk wel een kasteel uit de grond was gestampt….. en nog veel meer bezienswaardigs.
Maar daarover leest u dan hopelijk in het volgende bericht het een en ander.