In druilerig weer fietste ik 31 december van Chiang Khong naar de Friendshipsbridge, de brug over de Mekong, die Thailand met Laos verbindt. De grensformaliteiten om Thailand uit te komen waren in een paar minuten afgehandeld, maar toen ik op de fiets wilde stappen om naar de overkant te rijden werd ik tegengehouden door een beambte: “Eerst een kaartje kopen voor de bus”, en ze wees naar een loketje waarachter een andere beambte zat. Ik antwoordde dat ik geen bus nodig had aangezien ik met de fiets was.
“Fietsen verboden over de brug. Kaartje kopen en fiets in de bus”
Ik moest 25 Bhat voor mezelf plus 100 Bhat voor mijn fiets betalen, oftewel 3,25 euro. Ik kon aan de onverzettelijkheid van de beambte zien dat protesteren en argumenteren zinloos zouden zijn. En dus werd ik even later met een paar andere toeristen de Mekong over gereden.
Het visum voor Laos was aan de andere kant snel geregeld en kostte 35 dollar, waarna ik nog een dollar extra moest betalen voor overwerk van de beambte. Of dat kwam omdat het oudejaarsdag was of dat dit altijd berekend werd, was me niet duidelijk, maar als alle grensovergangen tussen de oude Sovjetrepublieken net zo soepel waren als deze konden we ons gelukkig prijzen. Die brug was voor mij overigens geen vooruitgang. Vijf jaar geleden was die er nog niet en reed je zo het pontje bij Chiang Khong op en na de korte overtocht fietste je meteen aan de Laotiaanse kant Huay Xai binnen. Met de nieuwe brug moet je eerst 10 km langs de Mekong fietsen, afladen, fiets en bagage in de bus sjouwen, meerijden in die bus, fiets en bagage weer uit de bus halen, opladen en weer 10 km terugrijden langs de Mekong, waarna je uiteindelijk een kilometer opgeschoten bent. Vooruitgang is soms achteruitgang.
Huay Xai bleek afschuwelijk interessant te zijn en wel on twee redenen. Ten eerste was er eigenlijk niets te zien en ten tweede gonsde, trilde en dreunde de hele plek van de oudejaarsmuziek. Overal hadden de feestvierende Huay Xaiers luidsprekers opgesteld waar tonnen decibels uit knetterden.
Het summum van gezelligheid voor een groep vrienden of de hele familie leek te bestaan uit het met z’n allen aan een tafel in een, liefst betonnen, werkplaats te gaan zitten eten en drinken tussen oude dieselmotoren, een stel auto’s en rondslingerend gereedschap. Dat gaf allemaal natuurlijk de speciale sfeer en kleur aan zo’n dag. Maar de pret was natuurlijk niet compleet zonder een dozijn luidsprekers ter grootte van kleerkasten waar een dermate hoop herrie uit donderde dat welke vorm van conversatie dan ook, volledig uitgesloten was. Gelukkig voor de feestvierenden werden de dode momenten tussen de tophits opgevuld door langsdenderende vrachtwagens, want de werkplaatsen waren allemaal uiteraard naar de weg toegekeerd en open, wat als extra voordeel had, dat de diesel- en benzine dampen ruimschoots naar binnen konden en zo bijdroegen aan de geur van het eten. ’s Lands wijs ’s lands eer.
Met zorg zocht ik een guesthouse uit aan een achteraf straatje omdat mijn ideeën over gezelligheid niet geheel overeen kwamen met die van de meeste mensen in Laos. In dat straatje moest het redelijkerwijs aangekomen, een stuk rustiger zijn dan in het epicentrum van Huay Xai. En dat was het ook….. toen ik aankwam bij het guesthouse en mijn kamer betrok. Maar zoals zo vaak bleek de situatie ’s avonds en ’s nachts anders te zijn dan die overdag. Om 6 uur, juist na het vallen van de duisternis, begon het feest pal achter mijn ‘rustige’ guesthouse, het grootste en luidste van heel de stad. De muren trilden mee van de feestvreugde en omdat het oudejaarsavond was kon ik wel ongeveer uitrekenen tot hoe laat dat zou doorgaan.
En eens te meer bleek dat ik een gave heb om de beroerdste plek uit te zoeken in de wijde omtrek.
Heerlijk geschreven Frank. Het plezier spat ervan af, hahaha.
Heel herkenbaar.