Bericht 21
De twee voorgaande berichten waren passages uit mijn boek ‘In de ban van Stempelstan’, Een reis door Centraal Azië.
Hier volgt weer een fragment uit datzelfde boek. Ik zit dan bij een duur en slecht restaurant in de oeroude stad Buchara te bladeren in een reisgids.
Het boek is onlangs herdrukt, waarbij het een nieuwe voorkaft heeft gekregen. Ik heb bij die eerste druk namelijk lange tijd getwijfeld tussen een aantal verschillende foto’s voor dat voorblad. Uiteindelijk is het die met die hoge minaret in Buchara geworden, die er een beetje uitziet als het handvat van een stempel, waarmee een immigratiebeambte een stempel in mijn pas plaatst. Helaas verviel daarmee de tweede keuze, een mausoleum in Samarkand, maar die is het dus bij de tweede druk geworden.
Daar ik nog ongeveer 20 foto’s heb die alle ervoor in aanmerking komen de voorkaft te sieren, zou het niet slecht zijn als het boek nog twintig maal herdrukt gaat worden. Voor elke druk een andere foto. Leuk om t.z.t. 22 verschillende exemplaren van hetzelfde boek in uw boekenkast te hebben staan.
Firdausi en Rudaki
Op het terrasje van een toeristenrestaurant naast een vijver in het centrum van Buchara zit ik wat in mijn reisgids te bladeren. Ik heb me zojuist getrakteerd op een etentje, maar een traktatie was het niet: taaie, twee weken oude patatten en een tot een rubberplak gebakken ei, waarmee je een gat in je buitenband zou kunnen dichten. Morgen ga ik voor een vijfde van de prijs in een tentje in de straat iets goeds eten, want daar kunnen ze zich, omdat de lokale bevolking er ook komt, niet permitteren om rommel te bakken. Dan loop ik ook geen kans op een maag- en darmcatarre, wat ik hier nog maar moet afwachten.
Lezend in zo’n gidsje verbaas ik me er elke keer weer over hoe weinig wij in Europa weten van de geschiedenis van Azië. Karel de Vijfde, de Slag bij Nieuwpoort, Jacoba van Beieren, de Batavieren en de Watergeuzen, daar weten we alles van en over Alexander de Grote, Julius Caesar, Napoleon en Cromwell kunnen we ook het een en ander vertellen, maar wie heeft er ooit gehoord van bijvoorbeeld de Manguten, die in1785 de macht in Buchara overnamen, waardoor de stad een Perzisch emiraat werd? En van Nashrullah Khan, die van 1826 tot 1860 over Buchara regeerde? Een film over zijn leven zou nochtans spectaculairder zijn dan Rusland-Nederland, ook al zou die match in een 0-10 overwinning voor de oranjehemden eindigen, want alleen al om aan de macht te komen, liet deze Nashrullah drie broers onthoofden en 28 familieleden vermoorden. En op zijn sterfbed regelde hij nog even dat zijn vrouw en drie dochters over de kling gejaagd werden, waarschijnlijk om niet eenzaam te worden in het hiernamaals. Daarentegen weet iedere Nederlander dat Floris de Vijfde door de edelen werd vermoord.
Ver voor de tijd dat er ooit iemand van Amsterdam had gehoord, was Buchara al een enorm belangrijke stad. In 1997 vierde het zijn 2500-jarig bestaan, wat dus betekent, dat in de zesde eeuw voor Christus de eerste steen al gelegd werd. In de negende en tiende eeuw werd het de hoofdstad van het rijk der Samanieden en ontwikkelde het zich tot een belangrijke stop op de Zijderoute. Met 300.000 inwoners was Buchara voor die tijd een enorme metropool, te vergelijken met New York, Parijs en Tokio nu. Na Mekka was de 300 moskeeën en vele medressen tellende stad het belangrijkste islamitische centrum ter wereld. En desondanks moet ik eerlijk bekennen dat ik mij zelfs niet kan herinneren dat er vroeger op school ooit over Buchara is gesproken, maar misschien heb ik toen niet goed opgelet, wat wel vaker gebeurde.
En wie kent Firdausi en Rudaki? Ja ik, want ik lees hier juist dat ze de Buchariaanse Shakespeare en Goethe waren. Newton en zijn wetten kennen we allemaal en we weten ook te vertellen over die appel die hij op zijn hoofd kreeg, waarna hij, om daarmee een beetje leuk creatief bezig te zijn, even de differentiaal- en integraalrekening uitvond en vervolgens de banen van de planeten berekende, maar ik wed dat als ik een willekeurig iemand op het Spui in Den Haag aanspreek en vraag wie Ibn Sina was, hij of zij toch wel even diep zal moeten nadenken, voordat er een antwoord komt. En toch was die Ibn Sina de Perzische Newton.
Rond 1220 werd Buchara door de Mongolen verwoest. Alles aan puin. En waarom eigenlijk? Dat steden veroverd werden door despoten kan ik nog een beetje begrijpen, maar waarom moest dan meteen ook alles kort en klein geslagen worden? En toch staat de geschiedenis stijf van dit soort gruweldaden. In de zestiende eeuw kwam de stad weer tot nieuw leven als hoofdstad van de Sheibanieten. De handel bloeide weer op onder andere door de passerende karavanen uit Rusland, India en Perzië en met de florerende slavenmarkt was natuurlijk flink wat te verdienen. Maar ook Khan Sheibanied Ubaydallah, die regeerde van 1512 tot 1540 en Abd al-Aziz, die van 1540 tot 1552 aan het roer stond waren voor mij onbekende namen en ik ben er vrij zeker van, dat als ik deze gids dichtsla, het binnen twee minuten opnieuw onbekende namen voor me zullen zijn.
En nu sla ik het gidsje ook dicht. Tijd voor actie, want als je de moeite hebt genomen om naar Buchara te fietsen, ligt het voor de hand om de stad niet alleen uit een gidsje te leren kennen, vruchteloze pogingen te ondernemen om vreemde namen en jaartallen uit je hoofd te leren en plaatjes te kijken, maar ook om de stad in natura te bekijken. Urenlang loop ik door kromme pittoreske straatjes en langs imposante, met blauwe tegels belegde moskeeën, gekroond met turquoise, in de zon glimmende koepels. De poort van menige moskee en medresse is zo hoog dat een giraffe er op z’n tenen lopend en met gestrekte hals makkelijk onderdoor kan. Maar nog veel hoger zijn de sierlijke, taps toelopende, overal bovenuit torenende minaretten.
Via de stadsmuren die helaas wat al te gladjes zijn gerestaureerd, maar waar gelukkig ook nog wat originele, door de tand des tijds aangevreten stukken in zitten, kom ik bij de Ark, een oud ommuurd stadsdeel met een fort. Ik haal mijn reisgids uit mijn rugzakje en lees dat de eerste citadel hier gebouwd is door Siyavash ibn-Keikavus, de schoonzoon van de dochter van Afrasiab, maar dat is slechts een legende. Ik ben blij dat ik na mijn reis hier geen examen in hoef te doen. Veel ligt er in dit stadsdeel nog in puin. In de loop der eeuwen is het diverse malen verwoest. Op zo’n manier kun je wel bezig blijven. Vier jaar geleden ben ik ook in Buchara geweest, op mijn fietsreis naar Tibet, maar in de Ark is men nog niet erg opgeschoten met de restauratiewerkzaamheden. De oude stadswallen ten westen van de stad zijn daarentegen sinds mijn vorige bezoek rigoureus gerestaureerd, waardoor ze nu wat weg hebben van de Afsluitdijk. Ik vraag me af waar je, uit historisch oogpunt beschouwd, beter mee bent: authentiek puin of steriel metselwerk dat er weer vijf eeuwen tegen kan.
Terwijl ik zo ontspannen door deze stad met zijn vele moskeeën en Koranscholen loop, valt het mij op dat, hoewel Oezbekistan een islamitisch land is, de islam er veel minder merkbaar bedreven wordt dan in landen als Egypte, Pakistan en het Midden-Oosten. Vrouwen zie je hier niet gesluierd, maar hooguit met een hoofddoekje, de oproep tot het gebed, die in andere islamitische landen vijfmaal per dag van de minaretten schalt, hoor je hier niet of nauwelijks en hoogst zelden zie je iemand zijn gebedsmatje uitrollen. Deze zelfde gematigde islam heb ik ook in Azerbaijan en Turkmenistan ervaren.
Op de terugweg naar mijn pension kom ik langs de tapijtenmarkt waar prachtige grote tapijten over muren hangen om de toerist in verleiding te brengen. Aarzelend loop ik langs een fraai geweven exemplaar van 8 bij 10 meter en overweeg mijn beurs te trekken, maar ik zie er toch van af. De volgende keer kom ik met een auto ten behoeve van mijn souvenirverzameling, die nu nog slechts uit een paar reageerbuisjes woestijnzand bestaat.