Bericht 7
Van Kaabong, waar ik twee dagen verbleef om de mooie rotspartijen in de omgeving te bekijken (zie bericht 6) vervolgde ik mijn tocht eerst nog een stukje in noordelijke en vervolgens in westelijke richting naar Karenga. Na 33 km kwam ik in het dorpje Kapedo waar ik een blikje lauwe energiedrank kon bemachtigen. Voor de smaak hoefde ik het niet te drinken, maar ik hoopte dat het me een enorme stoot energie zou geven. Zo’n stoot had ik ook hard nodig, want 5 km verderop werd ik weer aangevallen door tse tse vliegen. Die kwamen uit het Kidepo wildpark waar ik vlak langs fietste. Opnieuw werd ik gevolgd door een reuze zwerm van die steekduivels. Na deze enerverende etappe reed ik, nog steeds achtervolgd door deze kwelduivels, het Mada-Resort binnen, 3 km voor Karenga. Evenals enkele dagen daarvoor bij de missie van Loyoro, bracht ik ongeveer zeshonderdvijfenvijftigduizend vliegen mee het terrein op. De dame van de receptie zwaaide met handdoeken om de fanatieke beestjes terug te jagen naar het bos waar de wilde dieren zaten, het gebied waar zij thuis hoorden. Ik zwaaide met mijn trainingsjas en de beheerder van het resort zwaaide flink mee met het gastenboek. Na minutenlang met z’n drieën deze zwaaidans te hebben uitgevoerd dropen de meeste vliegen af. Een enkeling kon moeilijk afscheid van mij nemen en bleef om mij heen zoemen totdat ik hem een dermate harde tik op z’n kop gaf, dat hij verdoofd op de grond viel, waarna ik hem onder mijn hak verpletterde. Een troost voor het beestje was dat hij de laatste paar uur van zijn bestaan een hoop lol had gehad door achter mij aan te zitten.
Het resort bestond uit een zestal eenvoudige, maar comfortabele bungalows, elk met bed en aangrenzend toilet en douche. Over het bed hing een muggennet waar eventuele tse tse- volharders niet door konden en de muggen uiteraard ook niet. Voor 35.000 Shilling kon ik hier de nacht doorbrengen, wat ik ook grif deed. Met een wisselkoers van 3900 Sh/euro was deze financiële aanslag op mijn portemonnee nog wel te boven te komen.
De volgende ochtend overwoog ik nog even om dat wildpark in te gaan, maar daarvoor moest ik een jeep met chauffeur regelen omdat fietsen door het park verboden was in verband met de daar aanwezige wilde dieren. Aantrekkelijk om daar te fietsen was het, afgezien van de leeuwen, hyena’s, en andere carnivoren, ook niet vanwege de tse tse vliegen, eveneens carnivoren (!!), die ongetwijfeld weer ten strijde zouden trekken. Verder moest ik voor zo’n excursie een gids organiseren en een flinke toegang tot het park betalen. En dan was het altijd nog maar de vraag hoeveel dieren ik, afgezien van de vliegen, zou gaan zien. Als de grote jongens er geen zin in hadden en in de struiken op hun krent bleven liggen, zou ik al die moeite doen voor een autorit waarbij misschien alleen een haas als een haas het hazenpad zou kiezen, zodra hij de jeep om een bocht zag verschijnen. Deze keer dan maar geen leeuwen, olifanten en hazen.
De pater vertelde me de volgende ochtend, toen hij hoorde dat Kitgum mijn doel voor die dag was, dat daar een Nederlandse pater op de missiepost zat: pater Sander. Hij belde hem meteen op en drukte mij vervolgens de telefoon in de hand. En zo kon ik plotseling weer Nederlands spreken. De pater nodigde mij uit bij hem langs te komen, een uitnodiging waaraan ik gaarne gehoor gaf.
Pater Sander raadde mij aan de Aruu Falls te gaan zien. Daartoe moest ik 46 km voor de stad Gulu linksaf slaan op een klein gravelweggetje, waarna ik na 8 km bij het Eden Camp zou arriveren. Van daar uit waren de watervallen te voet te bereiken. Het leek mij interessant om daar een kijkje te gaan nemen en dus reed ik de volgende dag naar dat Eden Camp, dat uit een paar bungalows op een mooi stuk terrein bleek te bestaan.
Over een voetpaadje liep ik omlaag naar de voet van de watervallen. Een jongen liep mee om me de weg te wijzen.
Verbazend! Als wij in Nederland zo’n president hadden gehad zouden we ons wel tweemaal bedenken om trots te vermelden dat hij hier op bezoek was geweest. In Uganda zijn na alle ellende die deze president heeft veroorzaakt blijkbaar toch nog ‘Aministen’.
Na deze uitstap naar de waterval nam de jonge gids mij mee naar het riviertje stroomopwaarts van de waterval en nodigde mij uit voor een ‘cruise’.
En dit is een goede plek om dit bericht te besluiten. Bij een strip-vervolgverhaal zouden we nu onderaan een bladzijde zitten, bij voorkeur op het moment dat de boot halverwege de waterval met de punt omlaag in de ruimte zweeft en de passagiers via paniekerige bellen boven hun hoofden luidkeels om hulp roepen. Maar u raad het al. Ook dit avontuur liep weer goed af. De gids/roeier bracht ons allen weer veilig aan de wal. Eind goed al goed!
Maar we zijn er nog niet! In bericht 8 gaan we door met deze Afrika-reis. Nog maar 950 km terug naar Kampala.