EEN FIETSREIZIGERSFESTIVAL 

Bericht 11. Intermezzo.

Ik onderbreek hier even het verslag over mijn Thailandreis voor een nóg actueler bericht. Ik heb zojuist namelijk een lezing gehouden met de titel: ‘Vijftig jaar fietsen over de wereld in negenenvijftig en een halve minuut.’ Aangezien geen van mijn toehoorders een woord Nederlands verstond was het een nogal vermoeiend uurtje dat, net zoals wel vaker bij mijn lezingen het geval is, wat uitliep, deze keer slecht ruim een kwartier. Hoe moet je ook een halve eeuw fietsen door 125 landen in een uurtje samenvatten? Met dat kwartier er bij lukte dat natuurlijk makkelijk, hoewel ik hier en daar toch wel een paar details moest weg laten.

Ik was uitgenodigd door ‘Vél’osons, le festival du voyage a velo’, het tweejaarlijkse fietsreizigers festival in Chambéry, om daar op 1 en 2 april te komen vertellen over mijn fietsreizen.

Aangezien het nog geen weer was om te kamperen of echte fietsreizen te maken reisde ik er gemotoriseerd heen: met de auto naar Steenwijk, met de trein naar Schiphol, met het vliegtuig naar Genève en tenslotte met de bus nog anderhalf uur naar Chambéry. Een halve wereldreis waarmee ik, de wachttijden inbegrepen, een hele dag bezig was.

Ik plakte er, voorafgaand aan het festival, een mini vacantie van 4 dagen aan vast.

Van de organisatie kreeg ik een ongeveer 45 jaar oude fiets te leen om hier wat rond te rijden.

Foto 1: Mijn tijdelijke fiets hier in Chambéry : helaas geen Santos maar een Peugeot.
Foto 2: Een affiche in Chambéry over het fietsvestival met mijn leenfiets er bij.

De fiets hield zich die 4 dagen kranig en ik tot mijn verbazing ook, ondanks het zadel waar een fakir moeite mee zou hebben. 

Foto 3: Mijn pijnbank. (Geen Brooks om even elke mogelijke twijfel weg te nemen)

Dinsdag 28 maart, mijn eerste dag na de gemotoriseerde halve wereldreis, had ik geluk, want de zon scheen. Wel was het koud maar met 7 lagen kleren aan was er te fietsen. Ik koos voor de beklimming van de Col du Granier van 1135 meter (of 1164 meter volgens mijn eveneens ongeveer 45 jaar oude Michelinkaart). Zouden er in die voorbije 45 jaar 31 meter weggeerodeerd zijn?

Foto 4: Langs de weg naar de Col stond er om de kilometer een bordje met het stijgingspercentage.

Het lijkt op deze foto alsof ik met iets heel moeilijks bezig was en dat was ook zo: het maken van een ‘selfie’. Ik vind het altijd een enorme puzzel om met zo’n selfie het onderwerp (het bordje) en het nevenonderwerp (de fiets) er op te krijgen en mezelf er dan ook nog bij te wurmen, iets wat essentieel is, want als je zelf buitenboord valt is het geen selfie meer. Sommige mensen zijn er enorm bedreven in en er zijn er zelfs die dat rijdend op een fiets kunnen zonder tegen het plaveisel te smakken.

Na de flinke klim met gelukkig erg steile stukken er in, zodat ik moest staan op de pedalen en daardoor steeds een poosje los kwam van mijn ‘fakirstoel’, stond ik op de pas. Helaas stond daar een vrij onnozel bordje met de hoogte er op in plaats van een mooi ruim bord met een prachtige achtergrond. Ook hier klungelde ik met een selfie.

Foto 5: Pruts-selfie op de pas.
Foto 6: Gelukkig kwam er juist een collegafietser omhoog gereden die een gewone foto van me kon maken, waarbij de lezer geen spiegel nodig heeft om het bordje te lezen.

Ik bevond me daar op terra cognita, aangezien ik deze pas in 1974 al bedwongen had tijdens mijn fietstocht, samen met een studiegenoot, van Nederland naar de Provence. Toen had ik ook ongeveer zo’n fiets als deze, die ik met een berg bagage dusdanig maltraitteerde dat ik op het gehele traject een spoor van gebroken fietsonderdelen achterliet. Ik kreeg in die tijd zo’ n beetje alles kapot, wat er kapot kon aan een fiets. Enerzijds vervulde me dat met een zekere trots en voldoening, maar anderzijds baalde ik daar regelmatig van omdat ik dan moest gaan sleutelen en met tangen en ijzerdraad de boel weer draaiend moest zien te krijgen.

Foto 7: Nog een foto op de pas, iets mooier maar helaas zonder bord met de hoogte er op.
Foto 8: Aan de zuidkant van de pas had ik een goed uitzicht op een een mooi bergmassief. Er was daar enkele dagen eerder verse sneeuw gevallen, natuurlijk speciaal voor mij, om mooie foto’s te maken.
Foto 9: Langs een andere route daalde ik weer af naar Chambéry. Ook daar weer mooie uitzichten op bergen.
Foto 10: Het beroemde plein met de vier olifanten in het centrum van Chambéry. Een ex generaal van Napoleon maakte zijn fortuin in India en liet na zijn terugkomst in Chambéry de stad verfraaien met diverse gebouwen. Ook dit beeld, dat zo uit India lijkt te zijn weggelopen, liet hij plaatsen.
Foto 11: Alsof er juist een olifant uit een poort komt.
Foto 12: Een middeleeuwse winkelstraat in Chambéry.
Foto 13: Het Chateau van Chambéry.
Foto 14: Een ouderwetse draaimolen op het plein naast de olifanten.

De tweede dag van mijn verblijf in Chambéry was het weer helaas minder mooi maar ik ging er toch opuit en trapte mijn leenfiets omhoog naar de Col du Chat, een bescheiden pas van 638 meter.

Foto 15: Haarspeldbocht op weg naar de Col du Chat.
Foto 16: Col du Chat.
Foto 17: Tussen de druivenvelden daalde ik aan de andere kant af. Veel gele bloemetjes tussen de nog lege wijnranken.
Foto 18: Op de derde dag fietste ik naar de ruïne van een middeleeuwse toren in een moerassig bos.

Daar dichtbij bevond zich een vogelhut van waaruit ik een blik kon werpen over het moeras achtige gebied. 

Foto 19: Er was ook een bergrug te zien maar daarvoor had je geen hut nodig en om vogels redelijk te kunnen zien moest je beschikken over dure cameras met lenzen zo groot als kanonnen. In de vogelhut zat een man met dergelijke apparatuur maar die was te druk met het schieten van vogels (op de gevoelige geheugenkaart) om mij op te merken.

De vierde dag (Vrijdag 31 maart) begon het weer serieus te verslechteren maar ik zag nog juist kans om droog naar het ca. 10 km ver gelegen Lac St. André te fietsen, een klein maar aardig meertje.

Foto 20: Lac St. André.

Zaterdag 1 april (gisteren) was de eerste dag van het fietsreizigersfestival. Het weer was beroerd, dus prima festivalweer zolang je binnen bleef. Gelukkig bevond de filmzaal zich niet in de open lucht, zodat ik, toen ik om 14.00 uur begon, ongehinderd door regen, wind en donderslagen mijn verhaal kon houden en daarbij 88 gedigitaliseerde, over het algemeen oude tot oeroude, dia’s, kon vertonen. Tot mijn verbazing en grote geruststelling bleef het publiek zitten kijken en luisteren, terwijl er toch nog veel meer te doen was, zoals andere lezingen, films over fietsreizen, demonstraties hoe je lekke banden plakt of een gebroken spaak verwisselt, mini toneelstukjes etc. Het gevreesde “Boe” geroep bleef uit en er werden na afloop nog vragen gesteld ook.

Foto 21: Een geestige mop bij de ingang van de festivalhal. Een beetje vrij vertaald: ‘Wat ik het leuke vind van de Tour de France is dat de fiets echt alle eer toekomt.’

En vandaag was de tweede en laatste dag van het festival, waarop ik hetzelfde verhaal hield als gisteren, maar dan natuurlijk voor weer een nieuw publiek. Gisteren was ik na 50 minuten ongeveer op 35 procent van mijn verhaal, waarna ik de resterende 65 procent er eenparig versneldde doorheen moest jassen in 9 en een halve minuut. Dat ging dus niet en daarom liep het een kwartier uit. Vandaag moest het dus beter: sneller met minder details. Daardoor konden er na afloop meer vragen worden gesteld, waarvan ik er ook weer enkele te gedetailleerd beantwoordde. Ik eindigde mijn verhaal met foto 22

Foto 22: Een Khmertempel in Thailand.

en vertelde er bij: “Mijn meest recente reis ging door Thailand. Twee maanden geleden stond ik daar. Het was heerlijk weer bij een temperatuur van 33 graden.”  Er achteraan loog ik: “U zult zich afvragen waarom ik zo vroeg in het jaar teruggekomen ben naar het koude Europa. Welnu, speciaal voor dit festival om u te vertellen over mijn halve eeuw fietsen over de wereld.” En dat leverde mij een daverend applaus op.

Morgen vlieg ik terug naar Nederland en in mijn volgende bericht fietsen we de laatste etappes naar Bangkok.