Bericht 8
De vorige keer heb ik een paar foto’s laten zien van het aardige plaatsje Lagrasse, waaronder die van de grote abdij aldaar. Hieronder nog een ander aanzicht van die abdij, om de draad weer op te pakken.
Voor mijn vertrek uit Lagrasse reed ik nog even van de camping omlaag naar het centrum om een baguette te kopen. Terwijl ik het brood in mijn fietstas stopte, kwam er een vrouw, die voor het cafeetje naast de bakkerij koffie zat te drinken, naar me toe en vroeg me of ik iets nodig had.
“Ja,” zei ik. “Zon”. Het was half bewolkt en wolken verknoeien de zomerse sfeer. Die horen niet in Zuid Frankrijk en moeten boven IJsland blijven hangen, waar ze thuis horen.
“De zon komt wel,” antwoordde ze, “maar kan ik u iets te drinken aanbieden hier bij het café.”
Ik antwoordde dat ik helemaal voorzien was en dat ik zojuist op de camping een oud stuk stokbrood had gegeten en dat vervolgens met water had doorgespoeld.
“Als u met al die bagage door deze heuvels fietst, kunt u best wel een kop koffie of thee gebruiken,” drong ze aan. Toevallig had een jongetje van een jaar of zeven mij de dag ervoor, op precies dezelfde plek 30 cent toegestopt met een gebaar van: ‘Hier, neem aan. Dat zul je wel goed kunnen gebruiken’. Blijkbaar maakte ik met mijn sjofele kleding (althans in de ogen van deze mensen), de indruk een soort clochard te zijn die van aalmoezen rond moest komen, hoewel mijn Santos toch een ander beeld zou moeten oproepen. Maar misschien is de roem van Santos in de kleinere plaatsjes in Zuid Frankrijk nog niet tot iedereen doorgedrongen. Ik kon het jongetje gelukkig op een nette manier zijn 30 cent terug geven, want het ging niet aan om met een buidel vol euro’s op zak, geld van kinderen aan te nemen. Het afslaan van het aanbod van deze vrouw zou misschien wat ondankbaar over kunnen komen, althans zo voelde ik dat aan, en daarom antwoordde ik dat ik dan graag een kop koffie zou nemen, maar dan wel met melk en suiker. Ja, als de mensen mij koffie aanbieden, moet het natuurlijk ook meteen helemaal goed zijn. En zo zat ik even later Café au lait te drinken met een gâteau er nog bij, terwijl ik het een en ander over mijn fietsreis door Frankrijk vertelde, onder andere dat ik van Nederland hier heen was komen fietsen.
“Helemaal uit Nederland??”
“Ja, maar niet vanochtend. Elke dag een stukje maar en voor je het weet zit je twee of drie landen verder. Vandaag rijd ik maar een klein eindje: naar Cucugnan, want ik wil het Catharen kasteel van Peyrepertuse gaan bekijken en met de energie die ik uit deze koffie haal, gaat dat vast lukken.”
En het lukte inderdaad, maar onderweg pikte ik en passant het Chateau van Villerouge Termenes nog even mee.
Ik zette ’s middags mijn tent op de camping van Cucugnan en ging per fiets, maar zonder bagage, op weg naar Chateau de Peyrepertouse, dat boven op een rotsberg ligt en waar een enorm steil weggetje naar toe voert. Vorig jaar ben ik al op weg geweest naar dat chateau, maar toen reed ik in een optimistische bui met bagage en al omhoog, althans dat probeerde ik. Dat optimisme zakte op die helling in sneltreinvaart in mijn schoenen en halverwege gaf ik er de brui aan en verruilde dit chateau voor dat van Queribus, 9 km naar het oosten. “Dan volgend jaar maar Peyrepertouse,” zei ik tegen mijzelf, terwijl ik met een reuzeversnelling weer omlaag suisde. En nu was het dus ‘dat volgende jaar’ geworden en waagde ik een tweede poging om Peyrepertouse aan mijn chateau-verzameling toe te voegen.
De dag na mijn uitstapje naar en door deze mooie bergkloof, 1 September, was het weer erg slecht. Vrijwel de hele dag regende het, terwijl het in Nederland 29 graden was, zoals mijn webmaster mij schreef. Daar kan ik nooit zo goed tegen. Dan fiets je honderden, zo niet duizenden kilometers naar het zuiden om de zon te zien en dan zit je in de regen terwijl het thuis volop zomer is. Het slechte weer gaf me wel de gelegenheid om aan mijn blog te werken, want als het mooi zonnig is, heb ik wel wat anders te doen dan met mijn mobiele telefoontje te zitten priegelen om iets redelijks in elkaar te knutselen. Nu kon ik dat dus wel. Er was eigenlijk niets anders waarmee ik deze verloren dag nog een beetje kon redden.
Iets voorbij Lezignan Corbieres bereikte ik het Canal du Midi. Daar loopt een fietsroute langs, maar hoewel deze route in Frankrijk nogal bekend is en ook gefrequenteerd wordt door Franse zowel als buitenlandse fietstoeristen, is hij niet over de gehele lengte geasfalteerd. Dat schijnt iets te maken te hebben met een geschil tussen het Departement (provincie) en Ponts et Chaussées (de Franse Rijkswaterstaat). Beide instanties vinden dat de ander verantwoordelijk is voor het onderhoud van het fietspad langs het kanaal. Het gevolg is dat er nauwelijks iets aan onderhoud wordt gedaan en dat er hier en daar wat hobbelige stukken in zitten. Ook is de bewegwijzering soms belabberd.
Bij Sete komt het Canal du Midi bij de Middellandse Zee. De fietsroute loopt hier door naar Le Grau du Roi aan de Camargue, maar dat traject dat tussen Montpellier en de zee doorloopt, leek me te druk en te gecompliceerd, waarbij de fietsroute waarschijnlijk gedeeltelijk over wegen loopt waar ook auto’s mogen rijden. Daarom sloeg ik linksaf en vervolgde mijn tocht landinwaarts naar Poussan. Met een grote boog reed ik vervolgens om Montpellier heen, de rust weer tegemoet. Elke keer weer is het een tegenvaller al ik bij een kust kom. Ik hoop dan (naïef, natuurlijk) op mooie stranden, geflankeerd door licht wuivende palmbomen, waar geen mens rondhangt. En op kleine, schilderachtige vissersdorpjes of rustige, in het zonlicht dromende stadjes met monumentale gebouwen, waar de reiziger hier en daar de zoete tonen van Franse barokmuziek uit open vensters hoort klinken. Wat ik er meestal, eigenlijk wel altijd, vind zijn te veel wegen, te veel auto’s, te veel motorfietsen, te veel bebouwing en veel te veel lawaai.
In de buurt van Nimes kwam ik weer langs de Romeinse waterleiding van die stad, de Pont du Gard. Daar ben ik al vaak langs gekomen en ik kan zo langzamerhand met alle foto’s die ik van dat aquaduct heb gemaakt zeven plakboeken vullen. Daarom neem ik me elke keer dat ik er kom voor er beslist geen foto meer te maken. Maar steeds weer kan ik het, onder de indruk als ik ben van dat 2000 jaar oude, machtige bouwwerk, niet laten om er toch weer een paar kiekjes te schieten. Deze keer dus ook weer, ondanks mijn stellige voornemen.
Ik wist me deze keer in te houden en schoot slechts honderd plaatjes, waarvan ik er ’s avonds weer 96 weg klikte. Een mens moet kunnen opruimen!
Bij Tarascon stak ik de Rhone over, waarna ik mij in de Provence bevond. Nice kwam in zicht, althans figuurlijk.
Langs de voet van de Montagne du Luberon reed ik naar Artignosc aan de Verdon, stroomafwaarts van de befaamde Gorges du Verdon. Daar heeft een Belgische kennis van mij een mooie camping, een aangename plek voor een rustdag.
Ergens onderweg had ik een selfiestick gevonden, zo’n uitschuifbare pijp waaraan je je mobiele telefoon kunt bevestigen en die je dan als verlengstuk van je arm kunt gebruiken om een foto van jezelf te maken. Enkele jaren geleden heb ik zo’n ding in Thailand gekocht, maar grote successen heb ik er nooit mee geboekt. Het probleem met zo’n stick is niet zozeer dat de foto bij gebruik ervan in spiegelbeeld komt. Als je een beetje digi-slim bent krijg je hem met een paar kliks gespiegeld, waardoor de gespiegelde foto ontspiegeld en dus ‘normaal’ wordt. Indertijd in Thailand was ik helaas niet een beetje digi-slim. Ondertussen ben ik dat wel, althans wat dat spiegelen van gespiegelde foto’s betreft. Voor de rest heb ik, digitaal gezien, het buskruit nog steeds niet uitgevonden. Nee, het grote probleem met zo’n stick is, dat als je jezelf er mee op de foto wilt zetten, waar het met een selfie-stick uiteraard juist om gaat, het onderwerp (de achtergrond, de omgeving, een standbeeld etc) in de verdrukking komt. En dat onderwerp is net zo belangrijk, want als het alleen om jezelf gaat, kun je de foto beter op je gemak thuis maken. Als je dat onderwerp er goed op wilt zetten, zit je hoofd meestal heel erg in de weg en wordt er een groot gedeelte van dat onderwerp afgedekt door je eigen gezicht. Dat was toen ik de stick indertijd in Thailand gebruikte steeds het probleem. Het is een beetje vergelijkbaar met de onzekerheidsrelaties van Heissenberg: Of je staat er zelf prachtig op, maar dan is het onderwerp knudde, of het onderwerp staat er goed op, maar dan kom jezelf belabberd uit de verf. Door dat geknoei indertijd met die stick heb ik hem deze reis maar thuis gelaten. Toen ik deze stick echter plotseling ergens langs de weg zag liggen, kon ik het toch niet laten hem op te rapen. En nu ik hem eenmaal heb, wil ik hem ook gebruiken. Het bordje van Artignosc leek me een goed onderwerp om mijn nieuwe aanwinst mee te testen. En ziehier het resultaat.
En met deze foto is het probleem van zo’n selfiestick meteen duidelijk gedemonstreerd, want weliswaar staan we er alle drie op, maar mijn fiets is wel heel stiefmoederlijk bedeeld. Alleen het zadel is te zien. Wel een Brooks, dus dat maakt weer veel goed. Maar om tot deze ‘compositie’ te komen, moest ik de stick en dus de telefoon precies in de goede stand houden, wat lastig was omdat ik het beeld in spiegelbeeld op het schermpje van de telefoon zag. Alle correcties van de stand van de camera, dus hoe ik de stick richtte, werkten door dat spiegelbeeld precies de andere kant op dan ik wilde. Het schieten van zo’n selfie met stick wordt daardoor dus een soort kermisspel. De uiterste concentratie die ik, om tot dit povere resultaat te komen, moest opbrengen is duidelijk van mijn gezicht te lezen. Ofwel ik maakte een ontspannen foto, maar dan stond ik of het bordje er half en waarschijnlijk ook nog scheef op, ofwel ik kwam tot deze uiterst matige vlakverdeling, maar dan werd mijn gezicht door de inspanning ontsierd, zoals hier duidelijk is te zien.
Maar toch was het leuk om weer eens met zo’n stick aan de gang te gaan.
En met deze ontmoeting was mijn reis vrijwel ten einde. Mij restten nog de laatste kilometers naar Drenthe, waar ik het normale leven weer oppakte, voor zover je mijn leven in Drenthe ‘normaal’ kunt noemen.
Het is nu even pauze tussen twee reizen in. In mijn vorige bericht schreef ik al dat ik voor de volgende reis twijfelde tussen IJsland en Costa Rica. Trouwe volgers, zo die er zijn, zullen nu wel razend benieuwd zijn welke van die twee landen het gaat worden. Hou dus deze website in de gaten! Tot spoedig,
Frank