Die vallei van de Apenvingers, waar ik het in de vorige aflevering over had , is een schuin omhoog gedrukt zandstenen plateau dat op een bijzondere manier is geërodeerd, zodanig dat je er, als je een levendige verbeelding hebt, vele vingers van apen in kunt zien. Het wordt ook wel de vallei van de menselijke lichamen genoemd. Volgens de legende was God boos op een menigte mensen die tijdens een trouwpartij uit enthousiasme voedsel naar de bruid gooide. Zijn maatregelen logen er niet om en in een flits liet Hij de hele menigte verstenen. Zo ging dat vroeger en de schrijver van mijn reisgids, waaruit ik deze nogal dramatische geschiedenis gehaald heb, leek een voorstander van een zelfde rigoureuze maatregel voor toeristen die hun vuilnis in dit mooie gebied dumpen.
Het leek me zo’n bijzonder gebied dat ik er een dag bleef en er een wandeling van een uur of zes maakte, waarbij ik nogal wat aardige plaatjes knalde.
De volgende dag wilde ik verder reizen, maar ik bedacht me en maakte met Abdul, de eigenaar van Hotel Kasba Aït-Arbi, het hotel waarin ik logeerde (in het dorpje Aït-Arbi) een wandeling door een smalle zij-kloof van de Gorges du Dades. Hier en daar moest er wat geklommen worden, maar het werd gelukkig nooit zweven tussen hemel en aarde. Wel moesten we een paar keer een stukje door water waden, maar ook dat bleef binnen de perken van het redelijke voor iemand die niet van water houdt (ik).
Op de terugweg kwamen we langs een nomadenfamilie die in een uitgehakte grot woonde. We werden door een moeder van 5 kindere uitgenodigd voor de thee. De man was met de kudde geiten ergens in het gebergte. De thee was mij te bitter, maar de gastvrijheid was daar niet minder om. In totaal was het een wandeling van ruim 8 uur. Abdul was een goede gids en een aangename tochtgenoot.