De Meseta, oftewel de Spaanse hoogvlakte (ca 800 m boven zeeniveau) waarop ik me voorbij Zamora bevond, zou je saai kunnen noemen, maar voor mij vormde hij, na het bergachtige Portugal, een aangename afwisseling op het zware klimwerk. Bovendien waren er best wel aardige, mooie en interessante dingen te zien, zoals bijvoorbeeld de Palmares (duiventillen) waar ik het de vorige keer over had. Hier een plaat van nog zo’n aardige duiventil.
Op een kaarsrechte, eindeloos lange weg tussen afgemaaide korenvelden zag ik opeens twee eenzame zonnebloemen. Wat deden die daar? Hoe kwamen die daar? Vragen waar ik weer 20 km mee vooruit kon. Dat soort details mis je vrij zeker als je in een auto met 120 km/uur voortsuist. Bovendien laat je die 20 km dan na 10 minuten al achter je.
De sporadische dorpjes vormen weer een plezierige afwisseling op de vlakke rechte wegen en de kerkjes waren vaak juweeltjes van architectuur. Zo ook die van Castroponce, althans als je er oog voor hebt. Er vlogen vogels rond de toren. Een grote vogelaar ben ik niet, maar toen ik de foto van de toren vergrootte, leek het mij niet onmogelijk dat het duiven waren. Dan was deze kerk dus een religieuze duiventil! Maar als een ornitholoog mij op de vingers tikt en zegt dat het valken zijn, zullen het ongetwijfeld torenvalken zijn.(Waar woonden die vogels overigens in de tijd dat de mens nog geen torens bouwde?)
Bij een dorpje zag ik een 28 meter hoge toren uit de 12e eeuw, weer zo’n verrassing van de Meseta. Van de kerk er naast was weinig meer over dan de poort, maar juist door het ontbreken van de rest van de kerk kwam de poort geheel tot zijn recht.
Bij Calzada de los Molinos bevond ik mij plotseling op de Camino de Santiago, waarschijnlijk de meest bewandelde route van Europa. Een paar kilometer verderop kwam ik in Carrion de los Condes, waar ik in 1986, op weg naar de Sahara, nog eens met een gestrande Santiago-ganger heb zitten schaken. Deze keer ontmoette ik er een Nederlander die met de fiets onderweg was naar Santiago. Samen bekeken we een paar kerken van binnen. In een er van bespeelde een man het orgel. Geen Bach en voorzover ik kon beoordelen ook geen Rameau, maar wie wel bleef in het duister. Misschien een Spaanse barokcomponist? De orgelpijpen waren nogal ludiek beschilderd en aan heiligenbeelden was geen gebrek.
Bij Aguilar de Campoo liet ik de vlakke Meseta achter me. Hier vormden de heuvels en de bergen weer een aangename afwisseling op het vlakke land. Ik kwam in het stroomgebied van de Ebro en daarover ga ik het de volgende keer hebben.