Bericht 24.
Op de afdaling van Torla naar Broto kwam mij een jeep van de Guardia Civil voorbij. Dat was een beetje spannend, omdat ik al 1369 km in overtreding was. De jeep reed echter door en dat was begrijpelijk want de weg zat vol bochten. Enkele kilometers verder, in Broto, stond de jeep echter aan de kant van de weg, met de gardist ernaast. Die gaf een stopteken, waarop ik braaf mijn fiets voor hem tot stilstand bracht. “U heeft geen helm op.” zei de man in het Engels.
“Klopt,” antwoordde ik, ook in het Engels, want het leek me beter om deze conversatie, die misschien moeilijk zou gaan verlopen, niet in de taal van de politieman te gaan voeren. Op die manier was ik in het voordeel en hij iets in het nadeel, omdat Engels niet de sterkste kant is van veel Spanjaarden. Hij sprak het echter vrij goed, zodat het een lastig gesprek zou kunnen worden.
“Een fietshelm is verplicht in Spanje,” zei de politieman.
“Nee, toch?” vroeg ik. “Dat geldt toch alleen voor jakkeraars in groepen?”
“Voor alle fietsers.”
“Ik rijd rustig en voorzichtig. Met al deze bagage kan ik niet eens racen,
dus voor mij geldt deze regel vast niet.”
“Toch wel. Hij geldt voor álle fietsers. U kunt nog zo voorzichtig zijn, maar als een dronkenlap u van de sokken rijdt, wat dan?”
“Dan suis ik het asfalt tegemoet, of misschien wel de afgrond in en wat doet een helm dan nog? Als een auto me ondersteboven rijdt is het toch vrijwel zeker gebeurd met me. Daarom rijd ik altijd erg defensief en koers ik op tijd de berm in. Tot nu toe heb ik 600.000 km zonder helm overleefd. Maar u heeft volkomen gelijk als het om wielrenners gaat. Die rijden vlak naast en achter elkaar, zodat bij het minste of geringste de hele groep als pepernoten over de weg wordt uitgestrooid.” “Het is de wet.” Bij dit argument stond ik natuurlijk schaakmat. Daar helpt geen argument tegen. Dit was overigens de eerste keer in de misschien al wel tien jaar dat deze wet van kracht is, dat ik hierop werd aangesproken. En in die tijd heb ik vele duizenden helmloze kilometers door Spanje gefietst. Ik heb het zelfs meegemaakt, dat ik de Guardia Civil ergens de weg vroeg en dat de man dan zei: “Rijd u maar achter me aan dan wijs ik het wel,” zonder iets van mijn verbleekte pet te zeggen. Maar nu was ik uiteindelijk dan echt tegen de lamp gelopen.
Ik probeerde toch nog een uitweg te vinden:
“In Nederland is de fietshelm niet verplicht en in België en Frankrijk ook niet.”
“Maar hier zijn we in Spanje. Waar gaat u heen?”
“Naar Aïnsa en verder naar La Seu d’Urgell en Frankrijk.”
“In Aïnsa is een fietsenzaak. Daar kunt u een helm kopen.”
“Ik ga er kijken.” De man was gelukkig niet onvriendelijk en ging niet moeilijk doen.
En dus kon ik door naar Aïnsa, waar ik wel ging kijken, maar niet ging kopen.
Voorbij Aïnsa klom de weg naar de Collado de Foradada van 1020 meter en daalde vervolgens af naar de Congosto de Ventamillo, een smalle, diepe kloof, waar de weg doorheen voerde.
Ik was daar al meerdere keren door gekomen, voor het eerst in 1975 en na al die jaren lag de kloof er nog even indrukwekkend bij als toen. Hier bleek weer een van de voordelen van de fiets ten opzichte van de auto, want ik kon op het meest spectaculaire punt halt houden en naar de woeste beek kijken, die zich in de diepte, tussen de rotsen door wrong en de kloof nog steeds bezig was dieper uit te slijpen. Automobilisten konden hier moeilijk halt houden, want dat zou tot boze blikken en geïrriteerd getoeter van achterop komende mede-automobilisten leiden.
Aan het einde van de kloof kwam ik in Castejon de Sos, waarna het weer omhoog ging. Zo gaat dat in de bergen: omhoog en omlaag en omgekeerd. Op dit mooie traject, de Eje Pirenaico, oftewel de West- Oost-as van de Spaanse Pyreneeën, met de prozaïsche bijnaam N-260, liggen de passen voor het opscheppen. Erg hoog zijn ze niet, maar laag ook niet, zodat je als fietser toch steeds in beweging blijft. Daar vond ik ook de Coll de Creu de Perves van 1325 meter op mijn pad met het pittoreske dorpje Perves er niet ver vandaan.
Er waren een paar tunnels door de rotsen geboord om smalle stukjes weg door kleine leuke kloven te omzeilen, maar gelukkig had men daar de oude weg voor de fietser open gehouden, zonder daar echter een bordje te plaatsen dat je er met de fiets ook door kon. Soms is in zo’n geval het verlaten weggetje geblokkeerd, ofwel door gevallen rotsblokken, ofwel doelbewust afgesloten en dan moet je weer terug en toch door de tunnel. Op deze route gelukkig niet, want fietsen door tunnels is gevaarlijker dan fietsen zonder helm en ik heb er een geweldige hekel aan.
Eén van die oude weggetjes was afgesloten. Een bord dwars over de weg met ‘Carretera cortada’ liet weinig ruimte voor twijfel. Van dat soort borden trek ik me doorgaans niets aan en na een fotootje reed ik rustig verder. Ik bleek er ook zonder problemen door te kunnen, dus waarom al dat gedoe met overbodige borden?
Ten noorden van La Pobla de Segur kwam ik weer door een prachtige bergkloof, nu de Congost de Collegats.
Tot besluit van deze korte aflevering van ‘De avonturen van Frank van Rijn op zijn Santos’ nog een paar plaatjes van deze kloof. Tot de volgende keer.