Bericht 26
Op de ‘Voie Verte’ (groene weg, een oud, tot fiets- wandel- en ruiterpad omgewerkt spoorwegtracé) van St. Amans naar Bédarieux kwam ik, iets voor het mooie plaatsje Olargues, Jaap en Adrie tegen, een Nederlands echtpaar van achterin de zeventig, dat ook met de fiets op pad was.
“Als dat Frank niet is!” riep Adrie uit, terwijl ze stopte. Ze had me herkend van lezingen, die ik vroeger bij Vittorio in Heerhugowaard hield en waar beiden steevast elke keer naar toe gingen.
“Je inspireerde ons met je verhalen,” zei Jaap, “en de dag nadat ik gepensioneerd werd zijn we vertrokken om de wereld per fiets te verkennen.”
Hij haalde de kilometerteller van zijn fiets en toonde me die: 98.950 km.
“Alles na mijn pensionering bij elkaar getrapt,” zei hij.
Eens te meer realiseerde ik me dat ik met mijn lezingen de levensloop van mensen kon veranderen. Jaap en Adrie hadden, als ik die lezingen daar in dat Noord-Hollandse plaatsje niet gehouden had, misschien een plezierig rustig leventje met hun kinderen en kleinkinderen gehad maar in plaats daarvan hadden ze zich afgepeigerd op hun fietsen in verre vreemde landen. Een verderfelijke invloed van mij!! Maar ik maakte uit hun verhalen op dat ze toch beslist geen spijt gehad hadden van die keuze om de wereld rond te gaan trekken op hun tweewielers.
“We doen het nu wat rustiger aan,” zei Jaap, want op onze leeftijd beginnen de heuvels ons toch wel een beetje parten te spelen.”
De Cirque de Navacelles is een bijzonder natuurfenomeen. Het ligt precies tussen Vissec en Rogues, beide natuurlijk bekend van de aardrijkskundelessen. De Cirque is een doorgebroken en opgedroogde meander in de canyon die is uitgesleten door het riviertje de Vis. Ik naderde deze cirque vanuit het noorden en had er vanaf de rand een mooi uitzicht op.
Ik daalde over een mooie smalle weg af in de canyon, fietste langs het dorpje Navacelles, waar de Cirque naar genoemd is, en klom aan de zuidkant de canyon weer uit. En daar had ik weer een mooi uitzicht op de Cirque.
De Pont du Gard, waar ik twee dagen later arriveerde, stond er nog precies zo bij als vorig jaar, toen ik er op weg naar Malaga langs kwam. Ik was er nu op een mooi tijdstip in de middag, goed om fraaie plaatjes te schieten van dit tussen 38 en 52 na Christus gebouwde aquaduct dat in de Romeinse tijd Nimes van water voorzag. Nu voorziet het de plaatselijke en de landelijke overheid van peculanten die toeristen moeten neertellen om het te zien. Op de fiets kun je er echter via een omweggetje gratis bij komen, of ik moet ergens een loketje gemist hebben. Aan de westkant van het geweldige bouwwerk wachtte ik totdat er een toerist langs kwam om met mijn fototoestel een foto van mij te maken, want dan hoefde ik niet moeilijk te doen met de selfie-stick of mijn mini-driepoot. Lang hoefde ik niet te wachten, want er komen nogal wat toeristen op deze pont af. Na twee minuten had ik al beet en dat leverde een aardig plaatje op van mezelf met het zonbeschenen aquaduct achter me.
De volgende ochtend stond, zoals ik eigenlijk wel had verwacht, de zon aan de andere kant van het aquaduct, of beter gezegd: was het aquaduct met de hele wereld er aan vast, bijna 180 graden gedraaid, waardoor de oostkant van dit prachtige stukje civiele techniek belicht werd door de zon. En ook daar wilde ik natuurlijk een foto van mezelf laten nemen. Omdat het zo vroeg was moest ik wel drie minuten wachten. Toen naderden er twee vrouwen. Ik had in die drie minuten alles al uitgemeten en berekend voor een geweldige foto en toen ik ze wilde gaan uitleggen waar ze precies moesten staan en hoe ze het toestel moesten houden, bleken het Nederlanders te zijn. We raakten in gesprek en ze waren erg geïnteresseerd in mijn reizen. Ik gaf ze mijn website, dus met een beetje geluk kopen ze, terug in Nederland, elk al mijn 15 boeken. Dat zou mij dan, financieel gezien, weer een paar dagen verder helpen op mijn volgende reis. Door al dat praten vergat ik nog bijna waar het om ging: de foto.
Een van de vele hoogtepunten op mijn tocht naar Nice was de Gorges de la Nesque, juist ten zuiden van de Mont Ventoux. (Al die hoogtepunten noemen zou te ver voeren. Het leven bestaat nu eenmaal uit het maken van keuzes.) Ik klom vanaf Sault naar de Belvedère de Castellaras, van waar ik, zoals de naam al doet vermoeden, een aardig uitzicht had op die bergkloof.
Het was zondag en het gonsde er, ondanks dat het bewolkt was, van de wielrenners, waaronder flink wat Nederlanders. Waar het nog meer van gonsde op de smalle bochtige weg omlaag naar Villes sur Auzon, maar dan donderend gegons, waren de legioenen motorrijders die er op hun terreur-bikes opuit getrokken waren om de mensheid te geselen. Voor de meesten van hen geldt: ‘hoe meer zielen, hoe meer vreugd’, want ze rijden bijna altijd in groepen. Ook geldt: ‘hoe meer lawaai, hoe stoerder’ en ‘hoe sneller, hoe heldhaftiger’. De grootste lol bestaat er uit om de moordmachine met 180 km/uur knetterend en geheel schuin hangend door de bochten te wringen. Geweldig wat een sensatie!!! Wie daarbij met de knie het wegdek even aanraakt zonder te verongelukken is de grote held van de dag. Dat hele dorpen opgeschrikt worden door hun brullende metalen monsters en dat als het misloopt niet alleen zijzelf naar de Eeuwige Motorvelden afreizen, maar ze ook hun mede-weggebruikers in levensgevaar brengen, is van minder belang. Wie daar op let in een zeurpiet, de Clan van Gierende Gladiatoren onwaardig. Smalle wegen zijn hun speeltuinen en wat dat betreft zaten ze in de Gorges de la Nesque tiptop.
Ik verbaas me er altijd weer over dat de brave burger vaak getregd en verveeld wordt door eindeloze reeksen van regeltjes en wetjes, maar dat deze vorm van burgeroorlog gewoon voort mag duren, zowel in Frankrijk, Spanje en Nederland als in vele andere landen. Als ik dictator was……
Na deze passage in mineur, nu weer een stukje in majeur: mijn bezoek aan de Gorges du Verdon. Deze keer reed ik eerst naar het minder bekende zuidelijke deel er van. Vanaf St. Laurent du Verdon daalde de weg naar de Verdon, die hier eigenlijk nauwelijks door een gorge stroomt. Vandaar klom ik naar Artignosc sur Verdon. Een kilometer of drie naar het zuidoosten zette ik mijn tent op de camping l’Avelanède. Daar had ik de ruimte, maar in Juli en Augustus kon het daar wel eens drukker zijn.
Ik bleef er twee dagen en maakte een paar uitstapjes in de omgeving, waarna ik naar het mooi tegen een rotsberg gelegen Moustiers Sainte Marie reed voor het échte gorge-werk.
Ik reed langs de noordkant van deze grootste en meest spectaculaire canyon van Europa, die in Frankrijk ook wel de Grand Canyon du Verdon wordt genoemd. Ik ben er al vaak geweest en elke keer is hij weer de moeite van het bekijken en het er langs fietsen waard.
Hier volgen een paar plaatjes met – ik kan het weer niet laten – ook een paar waarop mijn fiets staat afgebeeld. Daar moest ik dan zelf ook bij staan om hem vast te houden, want anders bestond het gevaar dat hij zou omtuimelen en misschien wel naar beneden in de Verdon zou storten en dat zou jammer zijn.Vandaar mijn hinderlijke verschijning op die foto’s.
Nice, mijn einddoel was nu niet ver meer, maar over het laatste stukje van deze prachtige reis, die op 1 juni in Casablanca begon, schrijf ik over enkele dagen in mijn afsluitende verhaal. Geduld dus, voordat alles van deze digi-feuilleton afgedrukt en in een album geplakt kan worden.
Ach ja de Gorge du Verdon, blijft mooi. Ben er 3 maal geweest, De eerste maal op de rivier zelf, een wildwaterkanocursus van een week in combinatie met de rivier de Durance. De “meesterproef”was het “gat van de Verdon” een stroomversnelling met een behoorlijk verval. vervolgens als motorduivel (shame…)maar wel gecombineerd met een lange wandeling door de kloof. En
de laatste keer recent op de fiets met Ingrid op de terugweg naar Nederland. Dus hij is wel van alle kanten bekeken……
hartelijke groet,
ben & Ingrid