Bericht 7
Voordat ik de tocht over Gran Canaria en Tenerife maakte was ik blijven steken bij de Puente Nuevo in Ronda, in zuid Spanje en daar gaan we nu weer van start om verder naar het zuiden af te zakken.
Van Ronda vervolgde ik mijn reis naar Gaucin en Jimena de la Frontera, twee fraaie Pueblos Blancos (Witte Dorpen) van Andalucia.
Ik reed door naar Algeciras, waar ik de boot naar Ceuta in Noord Afrika nam. Enkele kilometers buiten Ceuta ging ik de grens van Spanje over naar Marokko. Ik ging me daar te buiten aan grensoverschrijdend gedrag, om maar eens een modewoordje te gebruiken, maar eigenlijk was het grensoverfietsend gedrag, aangezien ik na het verkrijgen van mijn entréstempel niet over de grens schreed, maar er over fietste. (De spellingcontrole van mijn computer keurt het woord ‘grensoverfietsend’ rigoureus af. Ik hoop nu maar dat het ook niet in de Dikke van Dale staat, want dan heb ik voor verrijking van de Nederlandse taal gezorgd. Let dus op bij de volgende editie van de DvD!
In Tetouan, een kilometer of 40 ten zuiden van Ceuta, nam ik een hotelletje en maakte daar de volgende ochtend een wandelingetje. Via een monumentale poort kwam ik in de Medina, de oude binnenstad.
In een van de straatjes zag ik een interessante winkel waarvan de muren en de vloer belegd waren met tegeltjes en waarin het vol stond met flesjes en potjes. Het bleek de Marokkaanse variant van het Kruidvat te zijn.
Na een kilometer of 60 kwam ik bij de oude stadspoort van Chefchaouen. Die zat zwaar op slot, maar aangezien de muur links van de poort was verdwenen, kostte het me geen moeite om in dit monumentale plaatsje te komen.
In Rabat bleef ik een paar dagen om er wat rond te kijken. Hier volgen een paar plaatjes die ik daar schoot.
Juist ten noorden van Rabat ligt de stad Salé. Dat was in de zestiende eeuw een piratennest. Van daar uit bedreef een zekere admiraal Janszoon, te oordelen naar de naam een Nederlander, zijn ‘bedrijf’: het kapen van vrachtschepen. Nederlanders waren in die tijd goede kapers, die het de Spanjaarden vrij lastig konden maken. Zo kon je in die tijd tegelijkertijd admiraal en kaper zijn.
Van Rabat peddelde ik door naar Casablanca, niet om die grote en vrij oninteressante stad te gaan zien, maar om een visum voor Mauretanië te gaan halen, want mijn grensoverfietsende gedrag kende op deze reis geen grenzen.
Hoewel ik al een keer of zeven door Marokko gefietst had, maakte ik nogmaals een flinke toer door dit prachtige land. Daarover de volgende keer.