Bericht 6.
In Vientiane, de hoofdstad van Laos, ontmoette ik twee oude bekenden: Cor en José uit Egmond aan Zee. Ik was ze op voorgaande reizen door Zuidoost Azië al tweemaal door toeval tegengekomen. Deze keer hielpen we het toeval een handje met behulp van het internet.
Juist diezelfde dag arriveerden in hetzelfde guesthouse ook Hans en Lieneke, twee ‘penfriends’, of eigenlijk ‘digifriends’ van Cor en José. Het was dus een nogal Nederlandse fietsreünie in de hal van Guesthouse Bayern, want allen reisden per fiets en de vijf fietsen stonden ook in de entree hal.
De volgende dag bezochten we met de hele Nederlandse fietsclub een paar bezienswaardigheden in Vientiane.
Ik houd niet van zonnebrillen op foto’s. Die doen mij denken aan misdaadfilms met veel schietwerk. Je ziet bovendien vaak niet wie daar achter die zwarte glazen zit en dat wil de kijker natuurlijk wel zien. Van deze vrienden accepteerde ik in dit geval de zonnebrillen omdat ze recht tegen de zon in moesten kijken, wat zonder zonnebril vaak tot vreemde gezichtsuitdrukkingen leidt.
Volgens een legende werd hier in de derde eeuw voor Christus al een stupa opgericht met daarin een stukje van het borstbeen van Boeddha. Dat stukje bot is echter nooit gevonden, iets wat me ook niet heel erg verbaast aangezien het zoeken naar een botje 2200 jaar nadat het ergens in een stupa verstopt is, me een reuze klus lijkt. Maar zonder geluk vaart niemand wel, dus misschien stuit een nijvere spitter over een paar honderd jaar toch nog eens op het fel begeerde relikwie. Helaas moeten wij het voorlopig zonder doen.
Vlakbij de Tad Luang staat een groot beeld van een liggende Boeddha. (Een beeld staat altijd, ook al ligt het onderwerp, want als een beeld toch zou liggen, moet het overeind gezet worden wat in dit geval als consequentie zou hebben dat Boeddha niet meer ligt, wat wel de bedoeling was van de kunstenaar.
’s Avonds gingen we naar een night market. Die kun je vaker vinden in Zuidoost Aziatische steden, maar alleen ’s avonds en ’s nachts, wat logisch is voor een nacht markt. Op zulke markten kun je van alles eten, maar veruit het meeste daarvan heeft bewogen of beweegt nog steeds. Een opsomming van al het kruipende, zwemmende, vliegende, gravende en krioelende gedierte zal ik hier, om de maag van de lezer niet al te zeer op de proef te stellen, achterwege laten. Cor is een zeer principiële vegetariër en ik ben ook geen carnivoor, dus voor ons was de keuze niet moeilijk: een zak patat. José ging daarin mee, maar Hans en Lieneke, rasechte Zeeuwen, stonden bij menige vistent te watertanden en hadden weldra een paar plastic zakken gevuld met allerlei glibberdieren die uit het water afkomstig waren en die ik liever levend op de televisie zie dan dood op mijn bord. Voor Hans en Lieneke werd het deze avond echter een geweldige smulpartij.
“Gaat jullie dat niet zwaar op de maag liggen?” vroeg ik, maar mijn bezorgdheid werd vrolijk weggewuifd met: “Heerlijk! Moet je dit eens proeven.” Daarbij hield Hans mij iets voor dat mij de rillingen over de rug joeg.
Ik liet al deze smullerijen aan mij voorbij gaan en bestelde bij de friettent nog drie zakken patat voor José, Cor en mijzelf, die echter nooit kwamen, waarschijnlijk door een misverstand, want door de taalbarrière komt er veel verkeerd over in Laos.
Ik ben geen cityboy en daarom is één dag in een stad als Vientiane voor mij al lang genoeg. De dag na dit gastronomische festijn vervolgde ik dan ook mijn reis. De anderen deden dat ook en zo eindigde de Nederlandse reünie van Vientiane. We wensten elkaar een goed vervolg van de reis en spraken tevens af zo’n reünie elke 20 jaar te herhalen, dan hebben we iets om naar uit te zien.
Een kilometer of 20 buiten Vientiane, op weg naar een prachtig karstgebergte in midden Laos, zag ik in een aardig beeldenpark weer een liggende Boeddha.
Leuk om daar je fantasie eens op los te laten, maar dat laat ik aan de lezer over. Nu houd ik het hierbij en de volgende keer gaan we door dat prachtige karstgebergte rijden.
Tot dan.