Bericht 7.
Er werd aan de grote weg van Vientiane naar Tha Khek gewerkt wat betekende dat er nogal wat afwisseling zat in het wegdek: stukken mooi nieuw asfalt, stukken mooi oud asfalt, stukken gravel en aangewalste gravelstroken waarop grote machines nieuwe lagen teer aanbrachten. Het ergst waren de stroken waarop ter voorbereiding van het asfalteren een dun laagje vloeibare teer was gespoten, waarschijnlijk een plaklaag. Als je je als fietser daarop waagt, al is het maar voor enkele meters, dan is de hele fiets met bagage en berijder vergeven van de teerspatten. Van je benen krijg je het er met behulp van benzine en chemische oplosmiddelen uiteindelijk wel af en de fiets ziet er na zo’n teerdoop ‘interessant’ uit: de oorspronkelijke kleur vol met zwarte stippen. Met een zwart frame maakt het niet zoveel uit, maar heb je een fiets met mooie heldere kleur, dan kun je daar de blitz mee maken. En met je kleding zit je meteen in de hogere regionen van de nieuwste mode. Daarmee kun je competeren met gebleekte spijkerbroeken vol scheuren en gaten, die zo’n beetje als het summum worden beschouwd van wat er op modieus gebied te koop is. Maar mogelijk wordt kleding vol teerspatten en vlekken dan wel de nieuwe trent.
Wat voor automobilisten en zeker voor vrachtwagenchauffeurs de grootste obstakels vormden, waren de potholes (gaten) in de oude weggedeelten. Als fietser kun je daar meestal makkelijk omheen rijden, terwijl er doorheen denderen, als je een stevige fiets hebt zoals ik, ook zijn charme heeft.
Een van de ‘aardigheden’ van wegen onder constructie is het stof op de graveltrajecten. Als daarover een vrachtwagen aan komt denderen, wolken stof opwerpend, moet je vlak voordat hij langs je heen dreunt, diep ademhalen, want daarna duurt het een tijdje voordat je weer met goed fatsoen kunt ademhalen. Bovendien zie je datzelfde tijdje niets anders dan dat rode of grijze stofgordijn. Dan is het maar te hopen dat er niet juist een autocoureur die vrachtwagen aan het inhalen is.
Het stof probleem zou in één klap weggevaagd worden met een fikse regenbui …… en die kwam er! Helaas! Regen maakt van stof namelijk modder en daarmee kom je van de regen in de drop. (om maar eens een manklopende beeldspraak te gebruiken.) Bovendien is regen natuurlijk een van de grote vijanden van de mooiweer fietser.
En het was niet een fikse bui die in Tha Khek viel, maar regen, de hele dag door. Een verloren dag, zogezegd, hoewel ik die dag gebruikte om allerlei corvee klusjes te doen, die ik normaal niet doe omdat het dan zonde is van het mooie weer.
Na die regendag was het nog steeds zwaar bewolkt, maar het was gelukkig droog. Ik besloot om een ritje zonder bagage te gaan maken naar Tham Pa Fa, een in 2004 bij toeval ontdekte Boeddha grot, een kilometer of 10 ten oosten van Tha Khek. Een boer klauterde dat jaar een meter of 15 omhoog langs een 200 meter hoge Karstberg, waaruit hij ’s avonds een zwerm vleermuizen had zien wegvliegen. “Dat wordt een maaltje vleermuizen soep”, zal hij likkebaardend gedacht hebben. Hij ontdekte daar een grot met smalle opening. Toen hij naar binnen klauterde om een zak te vullen met vleermuizen voor zijn soep, vond hij echter 229 Boeddhabeelden variërend in grootte van 15 cm tot een meter. De meeste waren van brons maar er zaten ook 16 beelden van puur goud bij. De man moest weerstand bieden aan de verleiding de beelden een voor een te gaan verkopen, maar uiteindelijk besloot hij toch deze vondst te melden, wat hem de held van de wijde omgeving maakte omdat de grot een pelgrimsplaats en een toeristische bezienswaardigheid werd. De beelden werden door experts op 300 tot 600 jaar oud geschat, vermoedelijk door de toenmalige eigenaar daar verstopt om later, als de kust veilig was, weer op te halen. Dat laatste is dus nooit gebeurd. Gelukkig zou je moeten zeggen anders had onze klauteraar alleen vleermuizen voor zijn soep gevonden en waren de beelden verdwenen. Wel triest voor die 600 jaar oude eigenaar, maar die zou daar nu toch niets meer aan hebben.
Graag had ik hier een foto laten zien van die hele verzameling Boeddhabeelden, maar binnen was fotograferen verboden. Er zaten twee oude vrouwen kaarsen te verkopen, die je voor de Boeddha’s kon aansteken. Nadat ik een paar kaarsen gekocht had deed ik toch een poging, haalde mijn fototoestel tevoorschijn en vroeg: “One foto. OK?” maar het was niet OK en dus stak ik mijn toestel maar weer in mijn zak. Ik neem aan dat de trouwe lezer zo langzamerhand wel weet hoe een Boeddhabeeld er uitziet, dus dat maakt een fotootje overbodig.
Daar vlakbij was nog een grot, maar dan zonder Boeddha’s. Een bospad van ongeveer een kilometer voerde er heen met onderweg nog een interessant bruggetje.
Na dat uitstapje naar de Tham Pa Fa grot had ik de smaak van dat karstgebergte te pakken en daarom besloot ik daar een paar dagen wat verder in door te dringen.
De zon was terug, de hemel was weer blauw en de temperatuur was aangenaam. Samen met de overweldigende natuur leverde dat een plezierige rit op waarbij ik aardige plaatjes kon schieten.
Op deze tocht kwam ik een Franse familie tegen uit Avignon die met een wereldreis bezig waren: pa, ma en 4 kinderen van resp 7, 9, 11 en 13 jaar.
Ik vond het op deze weg, de grote weg van Thailand via Laos naar Vietnam, een nogal hachelijke onderneming om vier minderjarige kinderen te laten fietsen, maar de beide ouders waren er nogal laconiek over: “We hebben allemaal een oranje shirt aan, dus we zijn duidelijk zichtbaar. Voor een naderende vrachtwagenchauffeur is dat een grote groep en dus iets bijzonders. Darom zal hij afremmen en aan de kant gaan. Als enkele fietser loop je veel meer risico.”
Ik zou dus eigenlijk ook beter met een grote groep in het oranje gestoken kinderen kunnen gaan reizen. Dat zie ik mezelf echter nog niet doen en ik houd het voorlopig dan ook maar op solowerk.
Ik realiseer me dat, vooral in het begin van deze aflevering, de verhouding tussen tekst en plaatjes in het nadeel van de plaatjes uitvalt. In een poging om de plaatjeskijkers te vriend te houden besluit ik deze aflevering met een serie foto’s die ik schoot op een dagrit zonder bagage waarbij ik op goed geluk een aardig gravelweggetje in reed dat recht een nogal woest gebied in voerde.
Tot zover aflevering 7. Biologen zullen zonder twijfel hun kennis van de flora loslaten op deze reuzenplant.
Slotopmerking: Vrijdag 24, zaterdag 25 en zondag 26 februari, dus komend weekend, wordt in het Jaarbeursgebouw te Utrecht, na die twee lamme coronajaren, de Fiets- en Wandelbeurs eindelijk weer gehouden. Ik houd daar op elk van die dagen in zaal 2 om 13.30 een lezing over mijn laatste en één na laatste boek (‘Een duizend meter hoge kerstboom’ en ‘De magische vijfduizend meter grens’).
Ja, speciaal dáárvoor ben ik een paar dagen geleden teruggekeerd naar het hoge en koude Noorden!