Grote afdaling naar de Shiree Gol-rivier.

Mongolie Bericht 8

In het plaatsje Uliastay vond ik een hotel, waar ik met veel moeite een kamer kon krijgen. Uiteraard was er weer een taalprobleem, maar duidelijk was in ieder geval de houding van de eigenaar: ‘Ik heb liever dat je doorfietst. Het is me allemaal te vermoeiend om met buitenlanders te communiceren.’ Wat later ontmoette ik in het hotel twee Amerikaanse fietsers die een probleem hadden. Toen ze nog niet betaald hadden, was er een man naar hun kamer gekomen die hen de overnachtingsprijs voor de kamer van 30.000 T (=18 euro) had gevraagd. Argeloos hadden ze betaald, maar later bleek dat de kerel niet bij het hotel hoorde en, toen de eigenaar even weg was, zijn kans had waargenomen om de boel te flessen. Nadat hij de buit binnen had, was hij met de noorderzon vertrokken en nu was hij spoorloos. Vermoedelijk hadden de Amerikanen gereklameerd en was er een minder plezierige discussie over die 18 euro ontstaan. Dit voorval verklaarde vermoedelijk de niet erg gastvrije houding van de eigenaar tegenover mij. Waarschijnlijk vond hij een zo’n avontuur genoeg. Ik betaalde hem echter meteen, waarna het probleem opgelost was. Ik hoopte nu maar dat hij de werkelijke eigenaar was. Met een groot taalprobleem kun je soms de vreemdste dingen beleven.

Na wat kleren gewassen te hebben klom ik naar de top van een heuvel, vanwaar ik een uitzicht had over de stad met de vele kleurige daken van de huizen.

Foto 1: Uitzicht op Uliastay.
Foto 2: Op de heuvel stond een stel Stoepa’s.

’s Avonds hoorde ik van Gordon en Steve, de twee gefopte Amerikanen, dat de dief niet meer gevonden was, waardoor ze elk een strop hadden ter waarde van 9 euro, een hoop geld in Mongolië, maar voor Amerikanen hopelijk overkomelijk. Omdat ze de komende dagen dezelfde richting op gingen als ik, besloten we om voorlopig samen verder te reizen. Misschien wel gezellig.

De volgende ochtend begonnen we meteen met een flinke klim.

Foto 3: Gordon en Steve in actie op de fors stijgende gravelweg. Op de achtergrond Uliastay.
Foto 4: Na 9 km klimmen kwamen we op een pas, waar, zoals te verwachten was, een Ovoo stond. Daar moest natuurlijk een plaatje geschoten worden.

Na de klim volgde er een afdaling over 1 km, waarna we weer 9 km moesten klimmen, eindelijk gevolgd door een afdaling van 15 km naar de brug over de Shiree Gol rivier.  Ik bleek wat langzamer te zijn dan mijn beide nieuwe tochtgenoten, wat gedeeltelijk zijn verklaring vond in het feit dat ze een stuk jonger waren dan ik (Gordon 54 en Steve 51) en gedeeltelijk omdat zij lichter beladen waren. Gordon had een mountainbike met verende voorvork, waarmee hij sneller kon dalen dan Steve en ik. Met name Steve was vrij licht beladen, maar omdat de bevestiging van zijn voortassen niet deugde, schoten die nogal eens los als hij over een hobbel reed en dan moest hij ze weer vastzetten. Met een stuk touw loste hij dat probleem uiteindelijk degelijk, maar niet erg netjes, op.

Foto 5: Grote afdaling naar de Shiree Gol-rivier.

Bij de brug over de Shiree Gol stopte er een auto, waar een Mongoolse familie, bestaande uit een man, twee vrouwen en twee jonge meisjes uit stapten. De jongste vrouw, waarschijnlijk de moeder van de twee dochters, sprak een beetje Engels en een van de twee dochters sprak ook een beetje Engels, een beetje meer zelfs, maar dan ook wel een heel klein beetje meer. De vrouw bleek ook nog een heel, heel klein beetje Frans. Met al die kleine beetjes was er toch nog een zekere conversatie mogelijk. De mensen maakten duidelijk dat er over de brug rechtsaf, een kilometer of 5 verderop een Nadam aan de gang was, een folkloristisch feest van paardrennen, boogschieten en worstelen. Dat zou tot 6 uur in de middag doorgaan. Dat leek mij wel interessant en ook Steve en Gordon vonden het een goed idee daar te gaan kijken. Het was nu 2 uur, dus we zouden daar nog wel het een en ander van kunnen zien, maar juist toen we de mensen hadden bedankt voor die informatie en we linksaf wilden slaan, werden we aan het twijfelen gebracht door de uitnodiging van de mensen om bij hen thuis op bezoek te gaan, in een dorpje 1 km de andere kant op. Ik probeerde in het Engels en het Frans duidelijk te maken dat we die uitnodiging erg op prijs stelden, maar dat we misschien beter eerst een kijkje bij die nadam konden gaan nemen, om dan later naar hun huis te komen. Anders zouden we mogelijk het mooiste van die folklore missen. Dat leidde tot de nodige verwarring en misverstanden en bovendien moesten we dan hun adres hebben, wat nog meer verwarring tot gevolg had. We haalden de kaart er bij en die werd uitgevouwen op de motorkap van de auto.

Foto 6: Mongoolse familie met auto, die ons uitnodigde bij hen thuis. Kaart op de motorkap om te zien waar het was.

Terwijl we daar zo aan het communiceren waren kwam er een Australiër op een motorfiets langs. Ik hoopte dat hij vloeiend Mongools sprak, zodat hij onze taalproblemen in één machtige klap aan de kant kon vegen, maar helaas was zijn Mongools ongeveer van hetzelfde niveau als het onze, dus nul. Vier (Aussie, Gordon, Steve en ik) weten meer dan drie, maar het bleek dat de verwarring toenam van drie in het kwadraat naar vier in het kwadraat. (De verwarring in een discussie is evenredig met het kwadraat van het aantal deelnemers. Wet van Van Rijn). Met de Mongoolse familie er bij kwam dat dus uiteindelijk op negen in het kwadraat, waardoor deze hele vergadering meer dan anderhalf uur duurde. Toen we eindelijk hadden duidelijk gemaakt dat we eerst even een kijkje bij die nadam gingen nemen, om vervolgens spoorslags naar hun dorpje te rijden om bij ze op bezoek te gaan, zagen we aan de overkant van de rivier een aantal ruiters langs galopperen. Even later kwamen er nog flink wat meer langs. “Nadam finish”, wist de Engels sprekende dochter te vertellen. De tijd had ons dilemma opgelost en daarom besloten Steven Gordon en ik om meteen mee te gaan naar hun dorpje. De Australiër vervolgde zijn tocht op zijn motorfiets om elders taalproblemen te verlichten.

Foto 7: Ruiters aan de overkant van de rivier, die van de nadam kwamen. Op de voorgrond de brug over de Shiree Gol.

De auto reed voor ons uit naar het dorpje, dat volgens de Engels sprekende vrouw één kilometer voorbij de brug zou liggen. Het bleken er zeven te zijn, maar dat maakte ons niets uit, nu de nadam toch van de baan was.

Foto 8: Entree van het dorp waar de Mongoolse familie woonde, die ons uitnodigde. Links de ringweg en rechts naar het centrum. Wij gingen rechts.

De mensen bleken in een ger te wonen, die in een grote, met een houten schutting omgeven, tuin stond. We werden meteen binnen in de ger genodigd, waar we thee kregen geserveerd.

Foto 9: Binnen in de ger. Oma prepareert het avondeten. Een televisie met DVD speler, beide een stuk moderner dan wat ik thuis heb staan. Links een afbeelding van de Dalai Lama. Achterin twee grote lijsten met familiefoto’s. In de meeste gerren (of gers? De spellingcorrectoer van mijn computer komt er niet uit) die ik gezien heb overheerst de kleur oranje.

Na de thee moest er basketbal gespeeld worden. Daartoe stond er aan de doorgaande weg voor de dorpsbewoners een korf met plank opgesteld. Ik vermoedde dat de twee dochters in het nationale basketbalteam zaten, want ik kreeg nooit een bal in handen. Dat kwam overigens ook wel een beetje omdat ik na de verplichte gymnastieklessen op school van lang, lang geleden, nooit meer een bal in handen had gehad. En met die gymnastieklessen, als er ter afwisseling van het eeuwige volleybal, basketbal werd gespeeld, gooide ik de bal altijd per ongeluk, of meer door onhandigheid, de verkeerde kant op, tot grote ergernis van mijn teamgenoten.

Foto 10: Na de thee werd er basketbal gespeeld. Gordon hier in actie, samen met de twee landskampioenen en onze gastheer. Ik deed ook een beetje mee, maar dan om deze sportmanifestatie op de foto vast te leggen. Zie mijn schaduw. Wel gevaarlijk dat spel met de grote doorgaande weg een paar meter achter ons! Maar het verkeer viel mee.
Foto 11: Gordon nog eens in actie. Hij was met de bal beter dan op het schaakbord en werd door onze gastheer, die kampioen van het dorp was, van de tafel gespeeld.

We mochten onze tenten in de tuin opzetten en aten ’s avonds mee met deze gastvrije familie. De volgende ochtend probeerde ik voor vertrek een partijtje schaak te spelen met onze gastheer. Tot mijn verbazing won ik. De man had stellig zijn dag niet, want de tweede partij won ik ook al! Puur geluk, maar daarmee kon ik mij dus de officieuze schaakkampioen van het dorp noemen. Eindelijk weer eens kampioen ergens van! Dat was lang geleden!

Foto 12: Om het officieuze schaakkampioenschap van het dorp. Op de achtergrond tegen de schutting mijn fiets, klaar voor vertrek.
Foto13: Een foto voor vertrek. De kat van de buren kwam ook even kijken.

We namen afscheid van deze erg vriendelijke mensen en gingen van start, uitgezwaaid door de voltallige familie.

De gezamenlijke fietstocht met Gordon en Steve werd een mislukking. Aanvankelijk ging het allemaal leuk, maar op weg naar Otgon werd de weg steniger en begon te klimmen. Dat was allemaal niet zo erg, maar het weer begon te betrekken en op punten waar zich sporen afsplitsten van de gravelweg, die zelf nauwelijks meer was dan een gravel- of zandspoor, was de goede richting niet altijd duidelijk. Het allerlastigste was dat mijn twee metgezellen nogal eens een eind vooruit reden, zodat overleg over waar we heen moesten onmogelijk was. Op een bepaald moment zag ik ze ergens afslaan op een spoor dat schuin naar rechts ging, terwijl we naar mijn idee en volgens mijn kompas, schuin naar links moesten. Roepen en zelfs schreeuwen was zinloos. Daarvoor was de afstand al te groot, hoewel ik ze reeds een paar keer gevraagd had om binnen gezichts- en roepafstand te blijven. En geen van beiden keek ook maar één enkele keer achterom. Toevallig stond er in het terrein, niet zo ver bij mij vandaan een ger. Ik vroeg de weg naar Otgon door “Otgon? Otgon?” te vragen en daarbij naar rechts te wijzen. Daarop wees de man uit de ger uitdrukkelijk naar links. Het had weinig zin om mijn twee metgezellen tot het einde der wereld achterna te rijden in een vruchteloze poging om ze in te halen, dus ik bleef maar staan waar ik stond in de hoop dat ze zich toch nog eens gingen afvragen waar ik bleef. En jawel, heel in de verte, juist voordat ze achter een heuvelrug zouden verdwijnen, keek een van hen om. Ik gebaarde dat er iets fout was door wild te zwaaien, waarop het tweetal stopte. Ik wees naar links, hopende dat ze dat nog konden zien. Na enkele seconden keerden ze zowaar om. Ik bedankte de man van de ger en reed langzaam door tot de splitsing, waar mijn collega’s fout waren afgeslagen, en wachtte daar op ze. Na een tijdje kwamen de ‘verkenners’ ook bij de splitsing aan.

            “Dit is de weg naar Otgon,” zei ik, naar links wijzend.

            “Goed dat je dat op tijd in de gaten had,” antwoordde Gordon. “Daar waren we toch bijna fout gereden.”

            “Helemaal, lijkt mij.”

            “Ja. Nou, dan gaan we nu maar de goede weg,” merkte Steve op.

            “Lijkt me geen slecht idee, zei ik, “maar als jullie liever vooruit willen, moet je dat beslist doen. Jullie zijn sneller dan ik en ik ben jullie maar een blok aan het been. Dus ga gerust je eigen gang. Ik vind het wel.”

            “Nee, nee,” antwoordde Gordon. “Veel te gezellig, zo met z’n drieën.”

            “Als we dan met z’n drieën verder gaan, laten we dat dan ook met z’n drieën doen en laten we dus, om nog eens zo’n misser als deze te voorkomen, bij elkaar blijven, zodat we in geval van twijfel kunnen overleggen. Dan hoeven jullie niet weer twee kilometer terug te rijden als je een verkeerd spoor gaat volgen.”

            “Ja, prima. We blijven bij elkaar in de buurt en bij twijfel wachten we op je.”

            Geheel in de lijn der verwachtingen liep het weer fout. De weg werd nog een beetje slechter en ging nog wat meer klimmen en bovendien werd het zicht slechter door donkere bewolking en miezer regen. Sporen gingen naar rechts en links en mijn twee gezellige metgezellen trapten vrolijk hun eigen tempo zonder op of om te kijken. Al snel waren ze me weer vergeten en uiteindelijk waren ze nergens meer te bekennen. Het was een volledig verlaten gebied. Geen ger meer te zien. En dus trok ik mijn eigen plan en fietste ik alleen verder, want wachten tot ze terug zouden komen had geen zin.

            Tegen de avond, toen de miezerregen ophield, zette ik mijn tent in de verlatenheid op. Mijn twee supergezellige metgezellen heb ik nooit meer gezien. Je zou ze haast ongezellige metgezellen noemen, maar dat is een contradictio in terminis.

Foto 14: Mijn tentje in de verlatenheid, nadat ik mijn ‘vrienden’ was kwijtgeraakt. Een plaatje in mineur door het slechte weer, maar ik hoopte de volgende dag bij mooi weer het juiste spoor naar Otgon terug te vinden.

Maanden later, toen ik alweer lang en breed terug was in Nederland kreeg ik waarachtig nog een mail van ze: “Wat jammer dat we elkaar kwijt zijn geraakt. Het was zo gezellig, dat samen door Mongolië trekken. We hopen je weer eens te ontmoeten.”

            Ja, leuk! Gaan we vast doen!!

Tot de volgende keer.