Bericht 17
In de vorige aflevering van mijn digi-ton was ik gebleven in het plaatsje Carmelo aan de Rio de la Plata, waar ik mijn gele trui aan had, die ik voor die gelegenheid 4500 km in mijn bagage had meegevoerd.
In die trui reed ik langs de verderop steeds breder wordende Rio de la Plata naar Conchillas. Daar zag ik bij het strand een grote camper staan met een Nederlandse nummerplaat, een bijzonderheid in Zuid Amerika, want veel Europese nummerplaten zie je hier niet! De achterdeur stond open, maar afgezien van een paar Uruguayanen op het strand zag ik geen mens in de directe omgeving van het voertuig. Aangezien het middag was vermoedde ik dat de eigenaar(s) siësta hield(en). Die hadden zich dus aangepast aan die merkwaardige Uruguayse en Argentijnse gewoonte, waarbij het mooiste deel van de dag in bewusteloos wordt doorgebracht. Een eindje daar vandaan had een groep Uruguayanen tussen een paar bomen een groot tentzeil gespannen, waarschijnlijk om de zon te weren, maar zo bond als de Nederlanders in de camper maakten ze het niet, want er werd niet ‘gesiësteerd’. Toen ik langsfietste wenkten de mensen mij. Ik moest plaats nemen op een stoeltje en werd overspoeld met fruitsap, figuurlijk natuurlijk. Ook kreeg ik een beker met gepeld fruit en werd mij gezegd dat ik die beker en mijn glas, zolang hun voorraad strekte, kon laten bijvullen. Die voorraad grensde uiteraard aan oneindig, want als Uruguayanen, evenals Argentijnen en Chilenen gaan picknicken zorgen ze er goed voor dat het hen aan niets ontbreekt. De gastvrijheid kende dus ook hier geen grenzen. De mensen vertelden dat ze met de hele buurtvereniging uit hun woonplaats Ombúes de Lavalle éénmaal per jaar een uitstapje maakten naar deze plek.
Wat later waren de Nederlanders, Maarten en Gonnie, een gepensioneerd echtpaar dat juist aan een grote reis door Zuid Amerika was begonnen, uitgeslapen. Ik plaatste mijn tent bij hun camper. Toen we tijdens een wandelingetje, later in de middag, binnen ‘het magnetische veld’ van de groep picknickkers kwamen, werd ik opnieuw gewenkt. En weer moest ik plaatsnemen, nu met Maarten en Gonnie er bij. Deze keer was het mate waarop de mensen ons trakteerden, maar het bittere drankje viel niet erg in de smaak bij mijn beide landgenoten en ik moest mijzelf eerlijk bekennen dat ik het ook nog niet heerlijk vond.
Op de valreep kreeg ik van een van de mensen nog een prachtig nieuw T-shirt toegestopt van hun plaatselijke carnavalsvereniging. Dat kwam geweldig van pas, want ik heb een goede vriend in Maastricht en met dit shirt kan ik volgend jaar bij hem gaan carnavallen. Net iets voor mij: drie dagen hossen en leut hebben om niks. En als het shirt die drie dagen overleeft (en ik ook, wat bij carnavallen nog maar de vraag is), gebruik ik het volgende zomer in Italië. Aankomst in Palermo, dan niet met de gele trui zoals hier, maar met de rode trui.
Van Conchillas was het nog een korte etappe naar het mooie koloniale stadje Colonia del Sacramento met zijn oude huisjes en hobbelkeien-straatjes. Ik liet mij door een passant fotograferen voor de monumentale vuurtoren. Na een ronde door het centrum reed ik naar de camping, iets buiten de plaats. Daar zette ik mijn tent op en werd prompt uitgenodigd door een groep van vijf Braziliaanse mountainbikers om mee te barbecueën. Natuurlijk ging na afloop de beker mate rond, want ook Brazilianen vinden dat verrukkelijk. Suiker zat er deze keer niet in, geen korrel! En zo hoort het eigenlijk ook. Afgrijselijk!
’s Avonds reed ik met de Brazilianen in hun auto mee naar een plek aan de Rio de la Plata om de zonsondergang te zien. Aangezien de barbecue nogal uitgelopen was moest de chauffeur flink doorrijden om nog op tijd te komen. Maar het lukte. We waren precies op tijd om de zon in het water van de Rio te zien weg zakken.
De volgende dag nam ik de ferry (Buquebus) van Colonia del Sacramento naar Buenos Aires aan de overkant van de Rio de la Plata. Daar maakte ik me nogal zorgen over, want het woei flink en een grote zeeheld ben ik niet. Maar het liep allemaal goed af en zonder over de reling te hoeven hangen kon ik na een uur varen weer Argentijnse bodem betreden en wel vlak bij het centrum van deze miljoenen stad. Een van de eerste dingen die ik er zag, nadat ik de chaotische drukte van de haven achter me had gelaten was een enorm monument met bovenop een meer dan levensgroot beeld van José de San Martin op zijn paard, de vrijheidsstrijder van Argentinië. Zulke beelden had ik er op deze reis al meer gezien en dat was geen toeval want de man wordt in dit land bijna vereerd als een godheid.
Omdat het park, waarin het standbeeld stond, veel grote bomen bevatte, kon ik een aardige foto schieten van een stel boomkruinen waar een hoog, op zich niet erg mooi, gebouw bovenuit stak. Al dat groen in combinatie met het grijze gebouw daarachter deed mij denken aan een Mayatempel in Tikal in Guatemala die hoog oprees vanuit de jungle.
Ik ging op zoek naar een betaalbaar hotel en vond iets dat aan die eis voldeed. Verder voldeed het eigenlijk nauwelijks nog aan enige andere eis, maar aangezien ik er slechts twee dagen ging verblijven voordat ik op het vliegtuig naar Nederland zou stappen, was het min of meer acceptabel. Toen ik mijn fiets en spullen tegen drie trappen had opgesjouwd en op kamer 314 had geplaatst, ging ik een beetje rondkijken in de omgeving. Op de Plaza de Mayo bekeek ik het Casa Rosada, oftewel het presidentsgebouw.
Ook de moeite van een eind lopen waard vond ik de Plaza del Congreso met het parlementsgebouw. Vandaar liep ik een straat of zes naar het noorden en vervolgens nog eens vijf naar het oosten. Daar vond ik het enorme Teatro Colon, waar vaak concerten gegeven en opera’s opgevoerd worden. Het leek me een goed idee om daar ’s avonds even een operaatje mee te pikken, maar een norse portier antwoordde me op mijn vraag wat er die avond op het programma stond, dat alles de eerst komende vier dagen uitverkocht was. Ook in andere theaterzalen in de omgeving werd niets opgevoerd, aangezien het seizoen nog niet was aangebroken. Jammer want ik had mijn reis geweldig cultureel willen afsluiten, maar door het van buiten bekijken van die fraaie gebouwen, vond ik dat ik het culturele peil van de reis toch nog een beetje had opgekrikt en voor de rest moest ik het dan maar doen met het bekijken van een stuk of zeven films in het vliegtuig omdat ik daar, met al dat geruis van de motoren en zo nu en dan het angstwekkende geschud door turbulenties, toch nooit een oog dicht doe.
Voor die terugvlucht moest ik nog een probleem oplossen. KLM, waarmee ik vloog, stelde een fietsdoos verplicht, althans als je een fiets mee wilde nemen en het vervelende was dat de fiets dan ook nog in die doos moest worden gedaan. Mijn fiets is juist te groot om hem eenvoudig in een flinke fietsdoos, zoals die op Schiphol te koop zijn, te plaatsen. Ik ging er van uit dat ze op het vliegveld van Buenos Aires, 40 km van het centrum, niet eens wisten wat een fietsdoos was en dus kocht ik een doos bij een fietsenmaker dicht bij mijn hotel. Die bleek echter zes maten te klein te zijn, waardoor het voorwiel, het zadel en het stuur er einden buiten zouden steken. En dus kocht ik, na diep nadenken, nóg zo’n doos, met het plan om van de twee te kleine dozen één grote te maken. Om dat te verwezenlijken kocht ik ook nog drie grote rollen breed plakband. Het lukte me om op de dag van vertrek de twee dozen opgevouwen achterop mijn fiets te binden, zodanig dat het hele pakket aan beide zijden van mijn fiets uitstak als de vleugels van een vliegtuig. Voorzichtig manoeuvrerend tussen het ‘Buenosse’ verkeer reed ik de anderhalve kilometer van mijn hotel naar het busstation, waarna ik fiets, dozen en bagage in het ruim van de bus kon laden, die mij vervolgens naar het vliegveld reed. Daar was ik ruim twee uren bezig met knippen en plakken om mijn fiets mooi en degelijk te verpakken. Moe, maar content met dit meesterwerk maakte ik er een foto van, voordat ik het naar de incheckbalie bracht. Daar was de Checkin-dame zo gefascineerd door het feit dat ik van Santiago de Chili hierheen gefietst was, dat ze vergat de honderd dollar te rekenen voor het vervoer van de fiets.
Een dikke vijftien uur later rolde er op Schiphol een chaotische verzameling gescheurd, verkreukeld en loshangend karton, met trossen kleefband er als franje aan, van de ‘Afwijkende bagage-band’. In mijn ijver om te kijken of mijn fiets daar tussen zat en zo ja, ik welke staat, vergat ik helaas om er een foto van te maken. Het was waarlijk weer een kunstwerk, maar nu abstract! Tot mijn geruststelling vond ik mijn fiets inderdaad tussen het gedeformeerde karton en nog wel in perfecte staat. Daar had KLM goed voor gezorgd, maar ik vroeg me, terwijl ik het stuur weer dwars draaide en de pedalen aan de cranks schroefde, wel af wat er de zin van is om een fiets, die in het vliegtuig mee moet, in een fietsdoos te verpakken. Zonder doos zou het allemaal een stuk eenvoudiger zijn geweest, zowel voor mij als voor de sjouwers, omdat die de fiets dan konden rollen in plaats van de doos te moeten dragen. En het scheelt ook nog het gewicht van de doos, zodat er minder brandstof nodig is voor de vlucht.
Mij restte nog een treinrit naar Steenwijk en 16 km fietsen naar huis. En daarmee was deze Zuid-Amerika-reis ten einde.
Mijn petje af voor alle lezers, die het doorzettingsvermogen hadden om deze digi-feuilleton tot het einde te volgen.
‘In de volgende berichten : korte passages uit mijn vroegere boeken.’
Frank van Rijn.