Een nep-mausoleum en een sprekend horloge.

De route van Ashgabat naar Mary gaat door vlak, en over het algemeen eentonig land. Veelal is het woestijnachtig, maar er zijn ook grote stukken omgeploegd bouwland. Een paar keer zie ik een dorpje, meestal een reuze eind van de weg, en verder kom ik af en toe langs een cafeetje. De weg is nogal druk, voornamelijk door vrachtwagens geladen met zand. Waarschijnlijk wordt er verderop aan de weg gewerkt, maar waarom het zand over zulke grote afstanden wordt vervoerd, terwijl het in dit woestijnachtige land vrijwel overal voor het opscheppen ligt, is me niet duidelijk. Door al dit zware verkeer, nog aangevuld met grote Turkse vrachtwagens, is het asfalt verbrokkeld, gescheurd en vol gaten waarvan sommige zo groot zijn als badkuipen. Op andere plaatsen heeft de verwoesting van de weg een nog mooiere vorm aangenomen. Daar is door de vrachtwagenbanden het asfalt diep naar beneden geperst, met als gevolg dat de teer naast die geulen als zachte boter omhoog is gestuwd, wat prachtige lange asfaltranden van 20 cm hoogte heeft opgeleverd.

In het plaatse Hauz Han houd ik een theestop omdat mijn ontbijt, vanochtend vroeg bij de tent, niet grandioos was: oud, hard, droog brood met kaas die bij temperaturen van 33 à 35 graden is omgevormd tot een zeemlap drijvend in gele olie. In een winkeltje vind ik Sovjet-koek, die los per kilogram wordt verkocht. Er bestaan verschillende soorten van die alle in grote, open dozen op de planken achter de toonbank staan. Mijn favoriete soort, laagje koek-laagje suiker-laagje koek, etc, soms wel zeven maal, is hier gelukkig ook te koop. Ik neem er meteen een halve kilogram van. Het vervelende van dit type is echter, dat de eerste tien makkelijk naar binnen glijden, waarna je er eigenlijk genoeg van hebt, maar dat je om de een of andere duistere reden door blijft kauwen totdat de zak leeg is. Daarom is het verstandiger om er maar 250 gram van te kopen dan een halve kilogram. Eens heb ik er een hele kilogram van gekocht, maar daar wacht ik me in het vervolg wel voor.

Na dit additionele  koekontbijt, dat me toch niet echt een erg voldaan gevoel geeft, of eigenlijk een té voldaan gevoel, vervolg ik mijn tocht in de richting van het plaatsje Mary, dat meer uitgestrekt dan mooi blijkt te zijn. Dertig kilometer daar voorbij ligt het oeroude Merv. Terwijl ik langs de resten van de aarden wallen rijd, kan ik me moeilijk voorstellen dat deze stad in de 11e en 12e eeuw de hoofdstad was van het rijk der Seldjoeken en tevens een islamitisch centrum dat in belangrijkheid Damascus, Caïro en Bagdad naar de kroon stak. Van de stad vol paleizen, moskeeën, karavansarais, medressen en andere gebouwen, die vroeger ongeveer 350.000 inwoners telde, is niet veel meer over dan hier en daar een trieste, door weer en wind weggevreten klomp leem in een vrijwel lege kale vlakte. Erosie is overigens niet het enige waarvan Merv in de loop van zijn bestaan te lijden heeft gehad. De stad is vele malen door veroveraars verwoest en daarna weer opgebouwd. Een van de zonen van de grote Mongoolse aanvoerder Djenghis Khan probeerde zijn pa in 1221 te overtreffen door de stad met de grond gelijk te maken en de totale bevolking over de kling te jagen. Tegen de 15e eeuw was Merv er weer wat bovenop, maar in 1795 was het de emir van Buchara die het nodig vond de boel plat te gooien. Sindsdien is het de tand des tijds die aan de resten van Merv geknaagd heeft.

S6300226

 

Great Kyz Kale, een rechthoekig bouwsel, iets buiten de wallen, ziet er, ondanks dat het uit de 7e eeuw stamt, best aardig uit. De muren staan nog grotendeels overeind en reiken tot circa 15 meter hoogte. Daarentegen lijkt Little Kyz Kala, dicht ernaast en uit dezelfde tijd, meer op een kies, waarmee je te hard op een Frans stokbrood van drie maanden oud hebt gebeten. Beide gebouwen dienden in de 12e eeuw voor religieuze plechtigheden.

S6300233
Great Kyz Kala
S6300236
Little Kyz Kala

In de 20e eeuw zijn er wat gebouwen gerestaureerd en daaronder neemt het kubusvormige, 38 meter hoge en te netjes tegen de andere ruïnes afstekende mausoleum van Sultan Sanjar uit de 12e eeuw een dominerende plaats in. Deze sultan was niet uit al te menslievend hout gesneden. Hij liet zijn mausoleum al tijdens zijn leven bouwen, om er zeker van te zijn dat het gebouw aan zijn nogal hoge eisen voldeed. Er zat toen een enorme koepel op van turquoise tegels die op een afstand van een dagreis nog te zien was. De sultan was de bouwmeester die dit wonder tot stand had gebracht erg dankbaar, maar in plaats van hem een pluim te geven en wat loonsverhoging, liet hij hem executeren om te voorkomen dat de goede man voor een andere sultan een zelfde, of misschien nog wel een iets mooier mausoleum zou neerzetten. Architect van een hotemetoot was in die tijd dus een niet ongevaarlijk beroep: als je een lelijk mausoleum bouwde ging je hoofd er af, omdat het te lelijk was en als je een mooi mausoleum bouwde ging je hoofd eraf omdat het te mooi was. De kunst was dus om zo te bouwen dat het juist niet te lelijk en ook niet te mooi was, hoewel je dan het risico liep dat je hoofd er af ging omdat sultans als Sanjar waarschijnlijk niet van middelmatig werk hielden. Onze Sanjar was ook bang voor grafrovers. Stel dat die met zijn mooie spulletjes, die naast hem begraven zouden worden, aan de haal zouden gaan, of erger nog, met zijn botten en schedel! Dat zou toch wel erg vervelend zijn en daarom gaf hij order dat hij na zijn dood op een andere, geheime, plaats begraven zou worden. Waarom dan zoveel moeite gedaan voor een mausoleum als het toch allemaal nep is?

S6300256.JPG
Het zwaar gerestaureerde mausoleum van sultan Sanjar.

 

Voorbij Merv loopt de asfaltweg naar het noordoosten door een  woestijn van dorre struikjes tussen kleine zandduinen. Ook hier is het asfalt kapotgereden door zware vrachtwagens. Door een stugge wind die ik schuin tegen heb gaat het fietsen vandaag moeizaam. Als ik na 38 km bij een theehuisje kom, permitteer ik me dan ook een ruime pauze. Te ruim moet die echter niet zijn want vandaag wil ik 120 km rijden, zodat ik morgenmiddag de grens met Oezbekistan, die volgens mijn gids om zes uur sluit, nog over kan.

Voor het huisje staat, zoals bij vrijwel al dit soort cafeetjes, een houten plateau, ongeveer 50 centimeter hoog met een kleed erover, waar de gasten op liggen of zitten. Daarop staat een klein  tafeltje voor de theekoppen. Zodra ik plaats neem, wordt er voor mij een kom thee ingeschonken. Van de vier aanwezige Turkmenen spreekt er één een klein beetje Engels. Hij vraagt waar ik vandaan kom en als ik Holland noem zitten we meteen in de voetbalcultuur, want morgen is de grote dag: Rusland-Nederland, de finale van de een of andere erg belangrijke cup. Iedereen heeft het er de laatste dagen over, dus dat belooft razend spannend te worden. De Engelssprekende man wil me een beetje op stang jagen door op te merken: “Russia wins!” en kijkt me daarbij uitdagend aan.

“Nee, toch??” vraag ik alsof ik geweldig schrik.

“Yes, Russian players much better than Holland players!”

“Tsjonge! Dat wordt dan een slapeloze nacht.” antwoord ik.

Een van de anderen krijgt blijkbaar medelijden met me, want hij haalt zijn horloge van zijn pols en overhandigt het mij: “For you!”

P1050531

Kijk aan! Een troostprijs, en dat al een dag voor de wedstrijd. Die heb ik dan toch maar indirect aan mijn elf, bij voorbaat verliezende, landgenoten te danken. Het is een elektronisch horloge, ‘made in China’ met een aantal knopjes erop. Ik druk op het grootste en meteen zegt een verbazend helder metalen stemmetje uit het binnenste van het vernuftige apparaatje: ‘Djesjat  tsjasof ie dwa minuti’. Nogmaals druk ik er op en weer klinkt het: ‘Djesjat tsjasof ie dwa minuti’.

“Time in Russian”,zegt de man die de oranje-nederlaag voorspeld heeft.

Met een druk op een ander knopje klinkt de tsjilp van een merel. Een tweede druk op hetzelfde knopje levert een ‘koekoek’ op en als ik er voor de derde keer op druk kraait er een haan zo luid, alsof het beest pal naast de tafel zit. Bij de vierde druk is de merel weer terug. Het laatste knopje is voor de alarm-instelling. Daarmee kan ik dus de haan op elk gewenst tijdstip laten kraaien. Prachtig, wat een techniek!! Ik bedank de man voor het stuk digitaal vernuft en steek het in mijn zak. Precies wat ik nodig had, want mijn eigen horloge, eveneens zo’n elektronisch wondertuig, maar dan zonder merels, koekoeken, hanen en een stem die de tijd zegt, heeft het kort geleden opgegeven. Het was een reclamehorloge van het een of andere automerk. Als je een proefrit kwam maken met de toen gloednieuwe QZXP34DeLuxe kreeg je dat horloge cadeau. Omdat het mij alleen om het horloge ging hoefde ik de proefrit niet eens te maken. “Hier, neem mee”, zei de garagehouder op een toon, waaruit duidelijk op te maken was dat hij weinig op had met de actie van de autofabrikant, “Wil je er twee? Des te eerder ben ik van de rotzooi af”. Maar rotzooi was het niet. Het plastic geval met stopwatch en datum erbij diende mij trouw voor twintig jaar, waarschijnlijk langer dan de QZXP34DeLuxe zou hebben gedaan.

Ik bestel een tweede kop thee voor een extra suikershot. Als ik die op heb moet ik weer in het zadel, want de tijd tikt door en de grens van Oezbekistan is nog ver. Ik grijp in mijn zak om mijn nieuwe aanwinst te raadplegen en raak daarbij het tijdknopje aan. Meteen klinkt er uit mijn zak, nog voordat ik het horloge tevoorschijn haal: ‘Djesjat tsjasof ie dwasatzeist minuti‘. Handig apparaatje! Je hoeft er dus niet eens op te kijken om te weten hoe laat het is…..als je tenminste Russisch verstaat. Verder dan één, twee, drie ben ik in die taal nog niet, maar misschien leer ik met deze nieuwe aanwinst wel tot twaalf tellen, of zelfs tot vierentwintig!

Ik bedank de man nogmaals voor het horloge, laat de haan als afscheidsgroet twee keer kraaien, wat een applaus van de vier mannen oplevert, en spring op de fiets.