‘Le Jeudi de la Jeunesse’. Dat zag er bijzonder uit. 1907!!! Meer dan 110 jaar oud!

Van Alesia, tot waar ik met mijn eerste verhaal van deze reis gekomen was, fietste ik via Autun naar Macon.


De kathedraal van Autun
Straatje in Autun

Een kilometer of 40 voor Macon ontmoette ik een Zweedse fietsreiziger van 30 die op weg was naar Montpellier. Terwijl we samen opfietsten werd me al snel duidelijk dat hij niet erg goed voorbereid was op deze tocht. Hij had een ongeveer 40 jaar oude fiets waaraan zowel in het voorwiel als in het achterwiel een paar spaken ontbraken. Dat was allemaal nog niet zo dramatisch, maar de kabel van zijn achter rem stond op afbreken en door de hellingen in de route zou dat minder goed kunnen aflopen. Een reserve kabel had hij net zo min als gereedschap om een kabel te monteren. Gelukkig bleek er een fietsenmaker te zijn in La Roche Vineuse waar we door kwamen, maar gehoorzamend aan de Wet van Murph bleek die juist die middag gesloten te zijn. Daarom haalde ik een van mijn eigen reservekabels tevoorschijn en monteerde die op zijn fiets, een werkje dat hem de mond van verbazing en bewondering deed open vallen. Aangezien hij student medicijnen was, hoopte ik voor zijn toekomstige patiënten dat hij met hetzelfde gemak als waarmee ik het kabeltje geplaatst had, ontstoken blinde darmen zal kunnen verwijderen en lamme hartkleppen zal kunnen repareren.

Toen we weer reden bleek hij over kwaliteiten te beschikken die mij het gevoel gaven een eenentwintigste eeuwse Neanderthaler te zijn. Hij stuurde met zijn rechterhand en had zijn uiterst slimme telefoon vol apps met o.a. een eindeloos opblaasbare wegenkaart van Frankrijk in zijn linkerhand. Met zijn rechteroog op de weg gericht en zijn linkeroog gefixeerd op zijn almachtige apparaat had hij zijn weg van Zweden via Denemarken, Duitsland, Nederland en België naar Macon gevonden. Kaarten had hij niet bij zich. Dat was ouderwetse flauwekul. Alles zou goed verlopen zijn, ware het niet, dat er zich een agressieve donderwolk aan het ontwikkelen was. Nog juist voordat de bui losbarste bereikten we een supermarkt waar we konden schuilen.

“Heb jij zin in kamperen met dit weer?” Vroeg hij.

“Niet veel,” antwoordde ik. “Hopelijk vinden we straks in Macon een toeristenbureau om te vragen of ze een goedkoop pensionnetje weten, maar toeristenbureaus zijn meestal dicht als je ze nodig hebt”

Joel, zoals mijn tijdelijke metgezel heette fiedelde wat op zijn apparaat en zei toen: “Ik heb een pension voor 490 kronen gevonden. Vind je dat goed?”

“Geen idee wat een kroon is, maar volgens mij hebben ze in Frankrijk nog steeds de euro.”

“Ik heb hier een Zweedse B en B site. Het komt neer op 46 euro voor ons beiden. Zullen we dat doen? Als ik op dit ‘accoord’ vakje tik is de reservering gemaakt en heb ik ook meteen betaald” .

Daarmee viel mijn mond net zo open van verbazing en bewondering als een uur tevoren Joels mond was opengevallen.

Toen de bui over was reed ik achter Joel aan, die zich naar het appartement liet leiden door zijn feilloos werkende apparaat.


Mijn Zweedse telefoonkunstenaar voor een fraaie kerk in Macon.

De kathedraal van Macon met een afgrijselijk spiegelende poort

De volgende ochtend bleef Joel nog wat uitslapen. Het was een interessante ontmoeting geweest, maar het leeftijdsverschil deed zich gevoelen en daarom wensten we elkaar een goed vervolg van de reis, waarna we elk weer ons weegs gingen.

Ik wilde het fietspad aan de oostzijde van de Saone volgen, maar dat hield al snel op. Daarom nam ik de D51 naar Thoissey waar het toeristenbureau wonder boven wonder open bleek te zijn. Ik trof er een uiterst behulpzame jonge dame, die me, op mijn vraag of er verder naar het zuiden een fietspad langs de Saone liep, overlaadde met folders, waarvan ik er helaas niet een kon gebruiken. Ik moest haar in haar ijver om folders uit te delen afremmen, anders had ik 25 kg papier met kleurendruk op mijn fiets moeten laden. Toen ik uiteindelijk toch met een soort kaartje, waar uiteraard geen fietspad op stond, omdat het er gewoon niet was, de deur uit liep, volgden er duizend verontschuldigingen van haar kant. Als het aan haar had gelegen was heel Frankrijk plat geasfalteerd met fietspaden, alles speciaal, alleen voor mij.

Met een grote boog reed ik om Lyon heen en bracht de nacht door in het klooster Sainte Croix de Jarez dat in 1280 gesticht is en tot de Franse revolutie in bedrijf was. Nu is het verdeeld in appartementen voor reizigers en toeristen, waarvan ik er dus één was.


Het klooster Sainte Croix de Jarez.

Algemeen overzicht over Sainte Croix de Jarez

Van Sablons volgde ik het fietspad langs de Rhone, dat ten dele goed te volgen was, maar hier en daar chaotisch was aangegeven. Vooral bij Tain l’Hermitage was het een doolhof maar met veel vragen was er uit te komen. De Fransen zijn deze laatste jaren hier en daar vrij serieus bezig met het aanleggen van zogenaamde ‘voies vertes’ oftewel ‘groene wegen’ . Die zijn doorgaans bestemd voor fietsers en wandelaars en soms ook voor ruiters. Daarvoor worden veelal oude spoorweg tracés of jaagpaden langs kanalen gebruikt. Dat is natuurlijk verheugend nieuws, maar de bewegwijzering laat veelal te wensen over.

In Valence bleek geen camping te zijn, maar 10 km zuidelijker, in Charmes sur Rhone, was er wel een en daar bracht ik de nacht door.

De volgende ochtend wilde ik er een flinke zet aan geven, maar na een half uur kwam ik door La Voulte, waar juist een ‘vide grenier’ aan de gag was, oftewel een ‘zolder leegmaker’ , wat wij in goed Nederlands een rommelmarkt noemen. En daar ging mijn plan, om er die ochtend eens flink aan te trekken, in rook op. Ik kan het altijd moeilijk laten om op zo’n markt tussen oude rommel te gaan snuffelen. Daar is altijd de spanning om iets heel bijzonders te vinden. Een etsje van Rembrandt is nooit weg en het originele manuscript van het tweede vioolconcert van Beethoven zou ook al een leuke vondst zijn, temeer daar er slechts één vioolconcert van deze toonkunstenaar bekend is. Ook deze keer geen etsje van mijn verre achter achter oom of een manuscript van componist, maar wat ik wel vond was een stand met stripverhalen, waaronder wat oude, maar helaas dure Tin Tin’s, die bij ons Kuifjes heten.


De vide grenier van La Voulte.

Een boeiende stand met stripverhalen en Kuifje-spulletjes

Tussen al die spulletjes en oude boeken ontdekte ik de ingebonden jaargang 1907 van het jeugd-weekblad ‘Le Jeudi de la Jeunesse’. Dat zag er bijzonder uit. 1907!!! Meer dan 110 jaar oud! Als je bij ons jaargang 1954 van Donald Duck vindt, ben je al de koning te rijk!

De eigenaar van de stand bleek helaas een kenner te zijn, dus “Geef maar 50 cent”, zat er niet in. Twintig euro wilde hij er voor hebben. Dat had ik er natuurlijk grif voor betaald, maar een rommelmarkt zonder afdingen is niet half zo leuk als een pingelmarkt . Uiteindelijk had ik de jaargang voor 15 euro. Dat gaf mij het triomfantelijke gevoel 5 euro van de prijs omlaag gepraat te hebben en de man het voldane gevoel de maximale prijs er voor gekregen te hebben. Had ik hem meteen de 20 euro toegestoken dan zou hij gehinderd kunnen worden door het idee dat hij er ook nog wel 25 euro voor had kunnen vragen.


Voorpagina van Le Jeudi de la Jeunesse, 21 Maart 1907.

Het getoonde spannende verhaal werd in het blad vervolgd op pagina 2. Mochten er van mijn volgers vele verzoeken komen om de afloop van dat spannende verhaal te tonen, dan zal ik daaraan voldoen in mijn volgende bericht.


Chateau van La Voulte

Bij een andere handelaar vond ik de Guide Michelin van Italië uit 1965. Niet zo oud als het jeugdblad, maar toch ook niet echt nieuw te noemen. De bergen kathedralen en kastelen zullen waarschijnlijk wel onveranderd gebleven zijn, dus de gids kan t.z.t. zijn waarde voor me hebben. De man vroeg er een hele euro voor, maar ik bood hem een halve, die hij maar al te graag accepteerde.

Na mijn bezoek aan de rommelmarkt stak ik de Rhone over en verliet die in oostelijke richting, waarmee ik de bergen tegemoet reed. Hiermee begon het serieuze klimwerk en daarover de volgende keer.

Bij een andere…..de volgende keer.