Salutti di Francesco.

Bericht 4.

Blijkbaar fiets ik sneller dan dat ik ‘blog’. Ik kan mezelf dus ‘bloggend’ niet bijhouden en lig momenteel een dikke duizend ‘blogkilometers’ achter. Tot gistermiddag genoot ik van hemelse temperaturen van rond de 40 graden. Dat was ideaal fietsweer en dus ook de reden dat ik niet toekwam aan mijn blog. Veel van mijn volgers zullen elke ochtend hun computer of mobiele telefoon aangezet hebben in de hoop daarop een nieuw bericht van mij aan te treffen. Vergeefs dus steeds weer, dankzij het mooie weer, of, zoals je het ook zou kunnen noemen, slechte ‘blogweer’.

Gistermiddag ging de hemel helaas zwaar betrekken en dat resulteerde in donder, bliksem en bakken hemelwater. Dat ging vannacht door en voor vandaag is er ook nog heel wat regen voorspeld. Blogtime, dus! Ik hoop dan ook, al ‘bloggend’ een paar honderd kilometer in te lopen op mijn fiets. Misschien kom ik zelfs wel gelijk met mezelf, hoewel ik dat betwijfel, want het ‘geblog’ op mijn platte Chinese Huawei is een moeizame zaak.

Bij aanhoudend slecht weer zou ik echter theoretisch zelfs mijn fiets kunnen inhalen, maar dat is niet te hopen, want dan moet ik gaan verzinnen wat ik de komende dagen ga meemaken en zien. Onze hoop is dus gevestigd op de terugkomst van de zon of het verdwijnen van de wolken, want met zon zijn zowel de avonturen als de foto’s het mooist.

Ik was blijven steken bij Saint Martin Vesubie. Daar maakte ik een mooie wandeling door het Parc National du Mercantour. Ik fietste eerst naar Le Boreon en liep van daar omhoog naar refuge de Cougourde en door naar Lac de Trecolpas, een mooi bergmeertje  op ongeveer 2200 meter hoogte.

Foto 1 en 2: Op weg naar Lac de Trecolpas.
Foto 2
Foto 3: Lac de Trecolpas

Op de terugweg zag ik nog een groepje gemsen.

Foto 4: Groepje gemsen.

Wat verderop stond er een te grazen, vlak bij het pad. Als zo’n beestje kwaad wil met die enorme hoorns, kun je het nog moeilijk krijgen, maar toen ik langs hem liep keek hij nauwelijks op, dus dat liep weer goed af.

Foto 5: Een sologems met indrukwekkende hoorns,

Over de Col de St. Martin van 1500 m fietste ik naar Roure, een dorpje hoog boven St. Sauveur sur Tinée. Daar zocht ik  Paul Smit op, een beroepsfotograaf die daar al twintig jaar woondt en die ik kende uit de tijd dat het blad Op Pad nog niet ter ziele was. Toevallig was daar ook Mick Palarczyk op bezoek, een al even professionele fotograaf. Beiden waren bezig met het maken van een reportage  over een aantal fraaie bergdorpjes in de omgeving. Ze ontvingen mij gastvrij en de volgende dag maakten we een mooie wandeling vanuit het dorpje Pierlas naar ‘Klein Cappadocië’ zoals Paul een flink geërodeerd rotsgebied noemde, daar niet ver vandaan.

Foto 6:  Mick rechts, Paul in het midden en links een rugzakje voor boterhammen, dat groter lijkt dan het is. (Dankzij mijn artistieke foto)
Foto 7: Het dorpje Pierlas.
Foto 8: De eerste staken van Klein Cappadocië doemen op.
Foto 9: Paul en Mick aan de voet van een flinke pilaar.

De dag daarna maakten we een wandeling van Roure naar Roubion waarop ik nog een paar aardige plaatjes schoot:

Foto 10 en 11: Paul en Mick op pad naar Roubion. (Ik ook, maar aangezien ik mijn selfie-stick niet bij me had ontbreek ik op de foto’s
Foto 11

Na die twee rustdagen werd het weer tijd om door te gaan, want Palermo was nog ver. Ik moest nu een flinke pas over om in Italië te komen: de Col de la Lombarde van 2350 meter. Maar eerst kreeg ik een afdaling van 600 m van Roure naar St. Sauveur. Paul vergezelde me naar Isola aan de voet van de Col de la Lombarde. Dat had mede als voordeel dat hij onderweg foto’s van mij kon maken, waarvan Foto’s 12 en 13 het resultaat waren.

Foto 12: Ik in de gele trui, een bocht lager dan Paul, die mijn camera hanteerde.
Foto 13: Ik nog eens in de gele trui, nu nadat ik die bocht weer omhoog had gereden, omdat ik ook een foto van voren wilde hebben.

In Isola namen we afscheid. Paul reed terug naar Roure en ik begon de lange klim naar Isola 2000, een nogal weerzinwekkend wintersportcentrum op 2000 m hoogte.

Ik haalde het die avond tot dat wintersport Walhalla, maar vond voor mijn tent een mooi rustig plekje iets daarvoor .

Foto 14 : Isola 2000, maar een heel klein stukje daarvan.
Foto 15: Het mooie plekje met mijn tent en fiets. En ook met mezelf, omdat ik gebruik maakte van de driepoot en de zelfontspanner, zodat ik weer eens elegant kon poseren.

De volgende dag was het nog slechts een stukje van 6 km naar de pas. Wel steil overigens. Daar stond het vol met motorrijders, waarvan er mij heel wat met een enorme snelheid, veel lawaai en indrukwekkend machtsvertoon voorbij waren gescheurd. Ja, tegen zoveel geweld ben je als eenvoudig fietsertje met een halve paardenkracht niet opgewassen. Een mens moet zijn plaats in deze wereld kennen.

Foto 16: Een stukje van 6,5% op de klim naar de pas.
Foto 17: Een van de laatste bochten voor de pas.

Reisorganisaties, fiets- en motorclubs fabrikanten, restaurant-eigenaars en vele anderen hebben er een merkwaardig plezier in om hun sticker op zo’n bord te plakken, met als resultaat dat je door al die plakplaatjes het bord niet meer ziet.

Foto 19: Veel stickers laten nog juist een paar letters en 2350m over op het bordje. Ik had er Santos, Schwalbe en Vaude bij moeten plakken, vet over die 2350 heen, maar helaas had ik geen stickers bij me.

Dicht bij dat bord stond een ander bord: Italië, de grens, mijn volgende land.

Foto 20: De Italiaanse grens. Opvallend was, dat het bovenste bord (Italie) een stuk minder bestikkerd was dan het onderste (Italia). De meeste stickkeraars konden daar , zo te zien, niet bij.

Hier laat ik het voor deze keer bij, want mij wacht in het restaurant van de camping die mij deze wifi ter beschikking heeft gesteld, een pizza a la Bolognese, 4 Staggioni of a la Francesco. Die pizza bevindt zich 760 km voorbij dat bestickte grensbordje, waaruit u de conclusie kunt trekken, dat ik met dit bericht 240 km bijgeblogd heb. Nog niet veel, maar ik blijf mijn best doen om de blogachterstand weg te werken.

Tot een volgende keer.

Salutti di Francesco.

Salutti di Francesco.