Op weg naar Guinee Konakry.

Bericht 5,    18 December 2019.

Door de Casamance, de smalle strook van zuidelijk Senegal tussen Gambia en Guinee Bissau fietste ik in oostelijke richting op weg naar Guinee Konakry.

Bij een café langs de weg stopte ik voor een omelet in een baguette, mat daarbij een café au lait, oftewel koffie met melk. Hier in Afrika moet je dan oppassen dat er niet te veel suiker in gedaan wordt, want met dat artikel zijn ze hier erg scheutig. Ik kan op dat gebied heel wat aan maar zo zoet als de koffie hier soms geserveerd wordt , is het zelfs voor mij niet meer te harden. Ik denk dat er twee koppen suiker in één kop koffie opgelost worden, als dat althans fysiek mogelijk is.

Foto 1: Afrikaans café langs de weg met vriendelijk poserende eigenaars.

Wat verderop kwam ik langs een waterpoel waar een grote zwerm vogels op een omgehakte boom  zat.

Foto 2: Zwerm vogels (welke?) op de takken van een omgehakte boom.

Het zonnetje klom ondertussen hoger en het werd tijd dat ik me in ging vetten met zonnebrandcrème. Terwijl ik daarmee bezig was kwam er een echtpaar langs lopen. De man had een zak pinda’s op zijn hoofd en de vrouw een grote pot margarine. Ze was bijzonder geïnteresseerd in het spul dat ik op mijn armen smeerde en vroeg in gebarentaal of ze daar ook wat van kon krijgen. Ik antwoordde dat ze met haar zwarte huid niet erg benauwd hoefde te zijn voor verbranding van de zon, maar aangezien ze mij niet verstond gaf ik haar een klodder crème op haar hand, die ze meteen gretig op haar gezicht smeerde. Ik vroeg me af of ze daar nu nog donkerder van zou worden, of juist helemaal wit.

Foto 3: Senegalese die zich insmeert met zonnebrandcrème.

In het stadje Velingara vond ik een mooie Auberge met aardige bungalows in de tuin. Zo leek het althans, maar de beheerder had de boel enorm laten versloffen: toilet spoelde niet door, kamer niet schoon, geen handdoek, geen toiletpapier, licht werkte niet en een enorme rotzooi in de tuin.

Foto 4: Een ontspannen pose voor mijn bungalow, maar veel ontspanning was er niet. Een eindeloos geknetter van motorfietsen vlak langs deze hut.
Foto 5: En als je blikjes of plastic had waar je vanaf wilde hoefde je niet op zoek te gaan naar een vuilnisbak. Het hele terrein van de bungalows was één grote vuilnisbelt.
Foto 6: Gieren kijken toe of er wat te halen is.
Foto 7: Kijkje in een van de marktstraatjes van Velingara.
Foto 8: Nog slechts 58 km naar de grens van Guinee. Weer eens een selfiestick-actie, waardoor de foto in spiegelbeeld komt. Iemand heeft mij eens uitgelegd hoe ik zo,’n gespiegelde foto weer kan spiegelen om hem normaal te krijgen, maar dat ging me te ver boven de digitale pet. Ik hoop erop dat de lezer thuis een spiegel aan de wand heeft hangen, om het paaltje af te lezen.

Ik kwam weer langs erg mooie termietenheuvels.

Foto 9: Termietenheuvels bij een huisje.
Foto 10 : De bewoner van het huisje voor een van de termietenheuvels.

Voorbij de grens zag ik hele velden met paddenstoel vormige  termietenheuvels .

Foto 11: Een heel veld met paddenstoelvormige termietenheuvels.
Foto 12: Zo’n termieten -kasteel van dichtbij.

Voorbij Koundara, waar ik 13 jaar geleden ook door ben gekomen, op weg van Nederland naar Accra in Ghana, reed ik de Fouta Djalon binnen, het mooie groene bergland van Guinee.

Foto 13: Het begin van de bergen in Guinee.

Hier haalde een jongen van een jaar of 12 me met veel machtsvertoon in op zijn fietsje. Een paar honderd meter verder zakte zijn tempo echter in elkaar, maar toen ik hem bijna ingehaald had, versnelde hij weer. Opnieuw liep zijn terug, maar juist voordat ik hem voorbij ging rijden, demarreerde hij voor de tweede keer. Dit spel van snel vooruit stuiven en dan weer afzakken, om opnieuw flink aan te zetten als mijn voorwiel ter hoogte van zijn achterwiel kwam, herhaalde zich een keer of tien, waarna zijn lust om mij voor te blijven zodanig bekoelde dat hij naast me bleef rijden en me vroeg waar ik vandaan kwam.

“Hollande,” antwoordde ik.

“Op de fiets?”

“Nee, op de fiets van Dakar”

“Van Dakar???”

“Ja.”

“Op die fiets??”

“Deze, ja. Ik heb geen andere.” Dat was echter niet waar. In mijn schuurtje staan er wel zeven en dan staat er nog een in het fietsmuseum Velorama in Nijmegen, maar dat zou deze jongen misschien niet zo veel zeggen. Dus om het eenvoudig te houden had ik nu even geen andere fiets dan deze Santos.

Dat ik op de fiets van Dakar kwam, maakte op hem, zo te horen, een stuk meer indruk, dan dat ik van Nederland hierheen zou zijn komen fietsen. Nederland was voor hem slechts een vaag begrip, alleen bekend van het feit dat er scheepsladingen topvoetballers vandaan kwamen. Maar Dakar!! Ja dat lag wat meer binnen het gezichtsveld, maar nog wel een reuze-eind weg! Daar waren maar weinigen uit zijn dorp geweest, misschien wel niet één. Mogelijk een rijke achteroom uit Konakry.

Na een tijdje zei hij dat hij het fietsen voor vandaag voor gezien hield en terug ging naar zijn dorp. We stopten en ik maakte een foto van hem. Veel fietsers had ik op deze reis nog niet gezien. Ik schat dat er voor elke fiets hier, duizend motorfietsen zijn. Waar al die machines vandaan komen is me een raadsel, maar geknord, gebromd en geknetterd wordt hier naar hartenlust, vooral in en vlak buiten de steden. Hoe verder weg van het motor-epicentrum hoe rustiger, gelukkig. Hier ver van het drukke Velingara en Koundara overheerste tot mijn vreugde de rust, afgezien dan van de fietscours die we zojuist gereden hadden.

Foto 14: Wielrenner in de dop op de weg door de Fouta Djalon.

Het grootste deel van de weg naar Labé was asfalt. Volgens een winkelier, die ik in Koundara had gesproken en bij wie ik tomaten had gekocht, was er slechts een stukje van 10 km niet geasfalteerd. Dat bleek naar beneden afgerond te zijn en nogal fors, want ik mat 24,5 km en wel met mijn beide tellers. Ik heb namelijk twee, onafhankelijk van elkaar werkende kilometertellers. De een houdt de ander, zo gezegd, in de gaten en omgekeerd, zodat als beiden het met elkaar eens zijn, de kans dat ik fout meet vrijwel nihil is. Meten is weten en ik wil weten dat ik goed meet. Een afwijking die ik heb overgehouden uit mijn studietijd.

En het waren niet alleen maar 24,5 km gravel (lateriet), maar ook nog vrijwel de gehele route omhoog. Bovendien kwamen er wel honderd volbeladen taxi’s omlaag gestoven. Ik vermoedde dat die allemaal naar een grote markt onderweg waren. Stof, stof en nog veel meer stof. Alles rood van de lateriet, zodat ik er, toen ik uiteindelijk boven op de ca 1150 meter hoge pas stond, uit zag als een roodhuid. Winnetou in Guinee! (Lees dat meest zeldzame boek van Karl May!)

Foto 15: De rode weg naar Labé.
Foto 16: Nog een rood plaatje. In de verte een volbeladen taxi, die een stilstaande vrachtwagen voorbij rijdt. De taxi is wit en de bagage op het dak, benevens een paar passagiers die niet meer in de auto pasten, zijn donker van kleur. Gaarne had ik gewacht met afdrukken tot de taxi pal voor mijn lens zat, maar dan zou ik gehuld zijn geweest in stof en zou de foto slechts rood zijn. Bovendien scheurden de chauffeurs, alsof hun leven er van afhing en dan sta je als er een waggelende, aan alle kanten gedeukte en vrijwel uit elkaar gerammelde Peugeot over de potholes op je af komt springen, niet lekker op je gemak te fotograferen. Vandaar dat de lezer (U) het met dit magere plaatje moet doen.

Ik zou voor geen goud plaats nemen op het dak van zo’n taxi, hoewel het ongetwijfeld de belevenis van mijn leven zou zijn. Misschien wel de laatste.

Foto 17: ’s Avonds zette ik mijn tent op een rustige plek, dicht bij het dorpje Tiânguel-Bôri.
Foto 18 en 19: Na nog een mooie, groene bergetappe, kwam ik in Labé aan waar het gebeurd was met de rust.
Foto 20: Straat in Labé, gonzend van de mensen en knetterend van de motorfietsen. De meeste van die motorfietsen zijn taxi’s. Daar kun je je voor een paar Franc laten vervoeren…. als je het aandurft! De meeste Guineeërs (of Guineeanen? Welke Neerlandicus helpt?) durven het wel; ik voor geen zilver.
Foto 21: Marktstraatje in Labé.

Gelukkig vond ik een mooi rustig guesthouse, 4 km buiten Labé, waar ik kon uitrusten van de etappes vanaf Velingara tot hier en vooral van het anderhalf uur dat ik mijn fiets een weg moest banen door de chaos van Labé.

De eigenaar van Djamtum, zoals de naam van het guesthouse luidde, was een Belg. Hij heette mij welkom en verzorgde ’s avonds een forse maaltijd voor mij. Ik vroeg hem of hij Wallon of Flamand was, waarop hij antwoordde: “Moi, je suis Belge.” Blijkbaar moest Roger niets hebben van die linguïstische tweedeling van België, althans de politieke problematiek daaromheen. Daar hij Franstalig was opgevoed verliep de conversatie in het Frans, hoewel hij 100% Vlaams verstond en vloeiend Engels sprak.

Ik waarschuwde hem, dat als ik hem in mijn blog noemde, hij het risico liep dat er binnenkort honderden Nederlandse fietsers bij hem aan zouden komen, waarop hij antwoordde: “Die zijn allen welkom.”

Foto 22: Roger en ik voor Roger’s guesthouse ‘Djamtum’, dat in de locale taal ‘Alles gaat goed’ betekend, oftewel ‘Tout van bien’, wat je hier ongeveer tweehonderd keer per dag hoort.

Tot zover dit bericht. Ik wens alle lezers en volgers alvast een goede kerst. Daar de wifi-dichtheid in Guinee nog niet erg groot is, kan het zijn dat ik voor de kerst geen bericht meer de ruimte in kan sturen.