Bericht nr 7
Van de ‘Voile de marié’ de waterval dicht achter de ruïne-bungalowas, waar ik met mijn vorige bericht was blijven steken, fietste ik over een 100 km lange lateriet-piste, zo’n rode, echt Afrikaanse stofweg, langs een mooie, maar niet erg hoge bergrug naar Forécariah, 32 km ten noorden van de grens van Sierra Leone.
In een dorpje hield ik halt bij een café om wat te drinken. Iets met suiker voor de energie. Er naast zat een vrouw oliebollen te bakken, die je hier het hele jaar vind. Lekker druipend van het vet, dus ook goed voor de energie.
Hoe meer ik er fotografeerde, hoe meer de dorpelingen naar voren drongen om op de foto te komen. Er werd bijna gevochten om voorop te staan, terwijl mensen op andere plekken vaak niet op de foto willen.
Na dit intermezzo vervolgde ik mijn rode weg.
In Forécariah kwam ik op de asfaltweg van Conakry, de hoofdstad van Guinee, naar Freetown, de hoofdstad van Sierra Leone. 32 Kilometer naar het zuiden reed ik Sierra Leone binnen en nog eens 10 km verder beleefde ik in het plaatsje Kambia het hachelijke en zenuwslopende sim-avontuur, waar ik in mijn vorige bericht over schreef.
Ik bleef twee dagen in Kambia om uit te rusten van de voorgaande fietsdagen ……. en van het sim-avontuur.
Op een van die twee rustdagen maakte ik een ontspannen fietstochtje een eind de rimboe in, weer over zo’n aardige lateriet piste. In het dorpje Sumbuya ( wie kent het nog?) zag ik tot mijn verbazing een enorme container van Kuil Banden uit Groningen staan, die was omgebouwd tot winkel.
Wie belt Kuil op om te melden dat zijn, waarschijnlijk verloren gewaande, container is teruggevonden?
Bij Port Loko liet ik Freetown rechts liggen. Hoofdsteden, en zeker de meeste in Afrika, mijd ik het liefst. De onbeschrijfelijke herrie van motorfietsen, vrachtwagens, bussen en luidsprekers, zo groot dat je er nauwelijks overheen kunt kijken, ging me in Makeni, de vierde stad van Sierra Leone al over de pijngrens, dus een uitstapje naar Freetown zou aan mij niet besteed zijn.
Een van de aardige dingen van Makeni was Wusum Hill, een vulkanische granietberg ten westen van de stad. Daar wilde ik op mijn vrije dag tegenop klauteren. In de westelijke buitenwijk vroeg ik waar ik het beste omhoog kon. Meteen liep er een jongeman mee om me de weg te wijzen. Hij bleef echter mee lopen en toen ik vroeg wat de bedoeling was, antwoordde hij dat hij mijn gids was.
“En wat is je honorarium?” vroeg ik.
“Één dollar,” antwoordde hij.
Dat leek me niet tot een financiële catastrofe te leiden, maar toen we een kwartier gelopen hadden en aan het steile gedeelte van de heuvel kwamen, wilde hij terug. Ik stond inmiddels al 30 meter hoger dan hij op het 40% steile graniet en riep terug dat hij dan eerst zijn dollar maar moest komen ophalen. Hij riep terug dat hij moe was en eigenlijk nog nooit op de top van die heuvel was geweest.
“Dus dan ben ik nu jóu gids,” antwoordde ik. “Kom míj dan maar één dollar brengen.”
Ondertussen kwam zijn jongere broer als een berggeit omhoog gesneld en nam de taak van zijn broer over. Omdat mijn ‘gids’ zijn dollar zag vervluchtigen vermande hij zich en kwam nu ook omhoog. Gedrieën bereikten we de platte top van de heuvel, waar ik mijn ‘gids’, zowel als zijn jongere broer elk 10.000 Leones gaf. De ‘gids’ bleef echter bij zijn eis van een dollar, ook toen ik hem vertelde dat die slechts 9.500 Leones waard was. Daarop gaf ik zijn broer 10.000 Leones en ontsloeg beiden van de plicht mij verder te volgen. Daar wilden ze echter niet van horen. Blijkbaar vonden ze dit uitstapje toch wel erg interessant en in plaats van dat ze naar huis gingen kwam daar een tweede jongere broer omhoog en voegde zich bij ons, waardoor het wandelingetje zo langzamerhand uitgroeide tot een ware expeditie.
Mohamed was steeds aan het praten door zijn telefoon en ja hoor, een tijdje later kwamen er nog een stuk of wat broers omhoog. Waarschijnlijk was hij zo razend enthousiast geworden door deze wandeling, die hij, hoewel hij zijn hele leven al in Makeni woonde, nog nooit gemaakt had, dat hij zijn broers wilde laten delen in die vreugde.
Gevoetbald werd er die dag niet, maar het achttal had genoeg gespreksstof om er ’s avonds de rest van de familie mee te onderhouden.
De dag na dit ’teamwork’ maakte ik vanuit Makeni een fietstochtje zonder bagage, maar daarover ga ik het de volgende keer hebben. Tot dan.