Bericht 8.
Vanuit Makeni (in Sierra Leone) maakte ik de dag na mijn wandeling met de acht gidsen een fietstocht zonder bagage naar de Barrage (stuwdam) van Bumbuna, althans dat was de bedoeling. Volgens mijn Platte Chinese telefoon waarop ik Google Maps tevoorschijn toverde lag die dam slechts 23 mijl (want Sierra Leone was een Engelse kolonie en de Engelsen deden (en doen nog steeds!) alles dwars) = 37 km weg. 12 km daarvan voerde over asfalt, dus daarna zou het nog slechts 25 km over de gravel zijn. Met heen en terug dus 50 km gravel plus 24 km asfalt. Dat moest te doen zijn.
De weg zag er aanvankelijk nogal redelijk uit, zoals te zien is op de foto, maar verderop zaten er ook stukken ‘grof schuurpapier’ in, geen enkel probleem voor mijn Schwalbe banden en ook niet voor mij, maar een dergelijk wegdek eist natuurlijk wel meer tijd dan mooi effen lateriet.
De weg voerde langs een paar aardige dorpjes.
Door het grove wegdek, maar vooral omdat de dam niet 37 km weg blek te liggen, maar 49 km, wat dus 24 km extra fietsen betekende, haalde ik de dam, mijn doel, niet.
De vraag rijst nu natuurlijk: Was mijn telefoon fout of lichte Google Maps mij verkeerd voor? Sommigen die mijn prestaties op het digitale vlak wel eens in twijfel trekken, zouden zelfs de verdenking op mij kunnen laten rusten, maar dat zijn natuurlijk negatief-denkers. In ieder geval Ik kwam slechts tot het dorpje Bumbuna, maar daar bleek ik nog eens 5 km verder te moeten, dus 10 km heen en terug, wat onder deze wegdekcondities bijna een uur extra zou vergen. Dan zou ik pas tegen, of zelfs in het donker terug zijn in Makeni, en wat ik beslist nooit wil, zeker niet in Sierra Leone met het ‘Sierra Leonse’ rijgedrag van menig chauffeur, is in het donker fietsen. Overdag is het rijden door een stad als Makeni al een groot avontuur, maar ’s nachts is het ‘survival of the fittest’ of eerder ‘survival of the most lucky’.
En dus keerde ik in het zicht van de haven om. ‘Mislukte tocht’ zou je kunnen zeggen, maar nee! Zegt niet een bekend enwijs spreekwoord: ‘De weg is het doel!’ ? Juist, de tocht was het waard gereden te worden, hoewel het aardig was geweest als ik ook die dam, dan andere doel, had gezien.
Wat ik op de terugweg zag, was ook de moeite waard: een fietser in ‘Het land van Duizend Bromfietsen tegen anderhalve Fiets’. Dat was juist toen ik een indrukwekkende rotsberg in de verte aan het fotograferen was.
Van Makeni fietste ik langs meer mooie rotsbergen door naar Kabala .
In een café onderweg, waar ik een korte stop hield, zag ik twee lieden een partij dam spelen op een half versleten dambord. Half versleten, omdat bij dammen slechts de helft van het aantal velden gebruikt wordt. Die velden waren door het vele gebruik millimeters diep uitgesleten, terwijl de andere velden, hier blauw in plaats van normaal wit, nog gloednieuw waren. Die bespeelde velden, vroeger zwart geschilderd, zoals hier en daar nog aan restjes verf te zien was, vormden nu dalen in het blauwe plateau. Een ander opmerkelijk verschil met Europa was dat de schijven hier blokken waren, die indien de speler dacht een goede zet te doen, met een zeker geweld op het bord geplaatst werden, waardoor het slijtageproces versneld werd. Een bord met diepe velden is dus ofwel oud, ofwel een bord waar veel goede zetten op gedaan zijn, of beide.
Het spel verliep overigens in alle gemoedelijkheid, zoals hier het leven in het algemeen gemoedelijk verloopt. Ik schrijf dit laatste woord in de tegenwoordige tijd, want zo was het hier drie tot twee decennia geleden beslist niet. Het verbaasde mij elke dag weer, dat een land, dat vrij kort geleden nog in een verschrikkelijke burgeroorlog verwikkeld was (1991 – 2002), waarin de meest gruwelijke dingen plaats vonden, nu zo rustig is met zulk een vriendelijke bevolking. En na die burgeroorlog kwam daar van 2014 tot 2016 de ebola- epidemie overheen die nog eens zo’n 4000 slachtoffers opeiste.
Maar het land kwam ook deze slag te boven en nu is het een plezier om er te vertoeven en doorheen te fietsen, althans zo heb ik het ervaren.
beklommen te worden en daar was deze er een van.
Ik was de enige die daar die dag (10 januari) omhoog liep, maar ik had in mijn reisgids gelezen dat er elk jaar op Nieuwjaarsdag duizenden mensen omhoog lopen, een soort pelgrimage, die in onze ogen echter weinig religieus over komt. Er worden dan enorme luidsprekers omhoog gezeuld waar de godganse dag dreunmuziek uit knettert, zo luid dat de hele vallei van Kabala mee resoneert, er gaan duizenden kratten bier mee omhoog, vrouwen kleden zich in minirokjes en lopen op hoge hakken, terwijl de make-up van hun gezichten druipt en de hele vertoning is één grote bizarre orgie. Aangezien al het bier opmoet, alsmede flink wat ladingen sterkere dranken, gaat de situatie later in de middag ‘heet’ worden, zodat vechtpartijen een deel van de pelgrimage kunnen worden.
Dat festijn had dus negen dagen eerder plaats gevonden en hoewel de rust tijdens mijn wandeling intens was, waren de sporen van deze orgie duidelijk zichtbaar: het plateau bovenaan lag bezaaid met de scherven van honderden, eerder duizenden, kapotgegooide bier- en andere flessen. De wind had de lege plastic zakken weggeblazen en die waren blijven steken in de struiken van een bos aan de westkant van het plateau, zodat het gekleurde plastic als rijpe vruchten aan de takken bungelden. Heel Gbawuria was één grote vuilnisbelt. Onbegrijpelijk dat mensen hun natuur zoveel geweld aan doen!
Het verhaal dat je wel eens hoort als zouden Afrikaanse landen te arm zijn om een vuilnisdienst te onderhouden ging hier in ieder geval niet op. Als je een volle fles of zak omhoog kunt dragen, kun je hem ook leeg weer omlaag dragen. Die hemeltergende rotzooi, die je hier op zoveel plaatsen ziet gaat me steeds meer tegenstaan. Maar de deskundigen beweren dat de natuur uiteindelijk dat afval wel weer overwint. Over 2200 jaar is het meeste van dat plastic dat ik daar op die Gbawuria Hill zag alweer afgebroken en door de natuur teruggenomen….. Maar dan zijn er ondertussen wel weer 2200 nieuwe plastic-orgies geweest. Het zou interessant zijn om dan even een kijkje te nemen op deze hill….. en in de rest van de wereld!
Een eind verderop was ik verlost van de sporen van dit ‘culturele’ en ‘religieuze’ ‘feest’. Daar was de natuur nog vrijwel onaangetast. Ik klauterde op een rotspartij vanwaar ik een aardig uitzicht had op een andere flinke heuveltop.
Die top in de verte zag er ook uitnodigend uit en dus probeerde ik daarheen te lopen. Het werd geklauter over rotsen en gekruip door dicht struikgewas, waarbij ik, na mijn benen flink opengehaald te hebben, vast liep in vrijwel ondoordringbare vegetatie. En dus haalde ik ook hier mijn doel niet, hoewel dit Stanley- achtige getob toch een doel op zich was.
Met een pleistertje er op zag mijn been er weer op z’n paasbest uit.
Voorbij Kabala vervolgde ik mijn route naar de grens van Guinee over een gravelweg en verderop over een bospaadje.
Ik passeerde de grens via een klein douanepostje. Aan de Sierra Leonse kant moest de beambte, die rustig op een stoeltje voor zijn douanehut zat, zijn registratie boek, zijn stempel en zijn stempelkussen opzoeken uit een laadje van een bureau dat uit de tijd van Cromwell leek te stammen. Zo te zien kwamen hier niet dagelijks toeristen langs. De man noteerde mijn naam, nationaliteit en paspoortnummer in het registratieboek en plaatste het exit stempel in mijn pas. Daar moest zijn handtekening nog overheen, maar helaas werkte zijn ballpoint niet, waarschijnlijk doordat er te veel stof in het kantoortje hing. Gelukkig had ik een pen bij de hand van ‘Save the Children’, een hulporganisatie waar ik wel eens geld naar stuur. Nu redde ik er deze beambte mee, zodat hij het stempel in mijn pas kon bekrachtigen met zijn handtekening. Ik liet hem de pen houden, zodat hij de volgende toerist ermee kon helpen. Dat was mijn goede daad voor deze dag.
Aan de Guinese kant moest ik wachten, omdat de beambte bezig was met zijn middagmaal. Dat duurde gelukkig niet langer dan 20 minuten, waarna ik de man moest volgen naar zijn kantoortje. Voor hij het entree stempel plaatste bladerde hij echter op zijn gemak mijn pas door om alle stempels te bekijken: Senegal, Chili, Cambodja, Namibië, Marokko……..
“U heeft nogal wat gereisd,” merkte hij op, terwijl hij zijn stempel tevoorschijn haalde.
“Zo hier en daar wat,” antwoordde ik.
“En waar gaat u nu heen?” wilde hij weten.
“Naar Dakar om daar mijn vliegtuig te halen, terug naar Nederland.”
Hij drukte het stempel op het stempelkussen en probeerde het eerst op een vel papier. Daar kwam geen overtuigende afdruk op. Uitgedroogd door de hitte en te veel stof op het stempelkussen. Geen nood, want uit een klein flaconnetje smeerde hij verse inkt over het stempelkussen, waardoor dit weer als nieuw was. Vervolgens plaatste hij een fris stempel in mijn pas en plaatste daar zijn handtekening met datum over. Voor hij me echter het paspoort teruggaf hield hij zijn hand op. Ik vroeg wat de bedoeling was, waarop hij antwoordde: “Een bijdrage voor de inkt. Geef maar 10.000 Franc.”
“Lijkt me wat veel voor dat ene stempeltje”.
“Toch niet. De inkt is tegenwoordig duur.”
Ik gaf hem 5.000 Franc, waar hij na wat tegenstribbelen, genoegen mee nam. Dat was mijn tweede goede daad voor die dag, want voor een exitstempel dient er niet betaald te worden.
Na deze formaliteiten, die aan het informele grensden, lag Sierra Leone definitief achter mij. Dat was een land waar ik nog niet eerder was geweest en dat was dan ook mijn doel van deze reis: een mooi land met een, zoals ik al schreef, vriendelijke bevolking. Dit doel heb ik dus wél gehaald, in tegenstelling tot die stuwdam van Bumbuna en die rotstop bij Kabala. En bovendien heb ik het doel gehaald van de weg vanaf Dakar er naar toe en de weg er doorheen. Nu ging ik ook proberen mijn doel te verwezenlijken van de weg terug naar Dakar, een andere dan de heenweg, maar daarover wil ik het de volgende keer hebben.