Deel 1
Omdat reizen door exotische en warme landen deze winter problematisch is i.v.m. corona laat ik hier een serie berichten volgen van een pre-corona reis waarop ik niet gewapend hoefde te zijn met een Q-dambord om te bewijzen dat ik ‘geprikt’ was. Dat was dus in de goede oude tijd, die hopelijk weer snel terug komt, zodat we als opnieuw ongehinderd kunnen reizen door mooie landen. Ik zal bij mijn verslaglegging fragmentarisch te werk gaan en het accent leggen op foto’s met niet te lange ‘klonten’ tekst er tussen. Dat leidt de aandacht maar af van de foto’s. Het wordt dus een ‘Plaatjesreis’. De lezer zij gewaarschuwd!
Van Nederland fietste in via Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland en Frankrijk naar Spanje.
.
Hans ging hierna weer terug naar huis en dus vervolgde ik alleen mijn reis in zuidelijke richting.
Er waren veel bezoekers bij de grot. Het leek Antwerpen wel op sjoppingdag.
Via de Col d’Aubisque fietste ik naar de Col du Pourtalet, de Spaanse grens, op 1794 meter hoogte. Daar keek ik mijn ogen uit hoe het hier veranderd was ten opzichte van de vorige keer dat ik over deze pas reed. Dat was in 1975. Toen stond er aan de Franse kant niets en aan de Spaanse kant slechts een kleine caravan met een Spaanse douanier er in, die mij, na mijn paspoort ingezien te hebben, door liet. De afdaling aan de Spaanse kant ging indertijd over een erg smal hobbelig asfaltweggetje waar hier en daar werklieden bezig waren met emmertjes teer, kruiwagens grind, bezems en harken om gaten in het wegdek op te vullen. Nu stond er een heel shoppingscenter, alsmede hotels en restaurants. Op de grote parkeerplaats konden alle op taxfree-artikelen beluste koopjesjagers, zowel uit Frankrijk als uit Spanje, hun auto’s parkeren.
De effen (te effen!) geasfalteerde weg omlaag naar Biescas was viermaal zo breed als vroeger en er langs waren flink wat grote parkeerplaatsen aangelegd ten behoeve van de wintersport. Langs de hellingen hingen kabelbanen omlaag als de slingers van een opgetuigde kerstboom. Om er de tranen van in je ogen te krijgen, maar de Spanjaarden die het voor het zeggen hadden meenden dat je wat over moet hebben voor de economie.
De volgende dag, alweer uit de hoge Pyreneeën, kwam ik langs het dorpje Riglos. Daar stonden indrukwekkende pilaren die door erosie van een flinke berg ‘achtergebleven’ waren en bekend stonden als’Los Mallos de Riglos’
Dit was een te mooi gebied om er zomaar voorbij te rijden. Daarom bleef ik er een dag wandelen. In mijn volgende bericht zal ik daarover schrijven.