Bericht 3 van mijn Frankrijk-reis 2020
De eerste etappe van mijn reis, deze zomer, voerde me naar Deventer, waar ik logeerde bij Theo Janssens, die ik een paar jaar geleden ontmoette in Zuid Spanje. Vanuit de camping van Cazorla trokken we er toen een dagje opuit naar een diepe kloof waar veel grote gieren de omgeving onveilig maakten voor kadavers. Ons lieten ze ongemoeid en dat was maar goed ook, want als zo’n vogel met slechte bedoelingen op ons af zou vliegen, zouden we niet direct weten waar we een veilig heenkomen zouden kunnen vinden. Gieren zijn van dichtbij namelijk erg grote vogels. Van veraf ook, maar dan lijken ze een stuk kleiner.
’s Avonds gingen we uit eten in een restaurant in Cazorla. Tijdens het eten kregen we verschil van mening over de centrifugaal- en centripetaalkracht die op een steen werken, die je aan een koord ronddraait. Ik had het extra zwaar omdat Theo jaren natuurkundeleraar is geweest op een middelbare school en nog maar kort geleden met pensioen is gegaan. Ik heb in een grijs verleden heel kort voor de klas gestaan, ook als natuurkunde docent, dus mijn parate kennis was in de loop der jaren wat weggezakt. Ik wist echter nog zoveel van deze materie af dat de conversatie uiterst boeiend was. Gedurende ruim anderhalf uur hebben we na het eten vele servetjes vol gekalkt met formules waarbij uiteindelijk bleek, dat we het eigenlijk allang met elkaar eens waren, maar dat onze formuleringen verschillend waren. Dat kun je zo hebben na een dagje bij de gieren.
Deze avond in Deventer haalden we herinneringen op aan dit uiterst gezellige avondje in Cazorla en die fraaie fietstocht langs de gierenkloof. Tonnie, Theo’s vrouw, plaatste een grote pan macaroni op tafel, die Theo die ochtend, speciaal voor mij had geprepareerd, een voortreffelijke aubergine-pasta-schotel. In een poging om het mij nog meer naar de zin te maken had hij het een beetje pittig gemaakt, maar hij had dan ook mijn boek ‘Pelgrims en pepers’, waarin ik mijn steeds terugkerende problemen met pepers heb beschreven, niet gelezen. Het gepeperde viel gelukkig mee en ondanks het ontbreken van een meningsverschil, bijvoorbeeld over de Lorentzkracht of het Corioliseffect werd het ook deze avond erg gezellig. Een avondje kan namelijk best gezellig zijn zonder het over natuurkunde te hebben!
De volgende ochtend vergezelde Theo me een eind op de fiets, maar eerst brachten we een bezoek aan het oude, historische centrum van Deventer.
Een bordje aan de muur van een oud gebouw trok mijn aandacht.
Hopelijk werd er voor de muntmeester van Batenburg een olie gebruikt met een kookpunt van beneden de 39 graden, want anders was het verkeerd met deze meester afgelopen, die toch erg zijn best had gedaan om munten zo mooi mogelijk na te maken.
Behalve veel mooie oude gebouwen was er een modern gebouw dat, in tegenstelling tot de meeste moderne gebouwen, de moeite waard was te bekijken. Dat was het gemeentehuis, waar merkwaardige raamwerken te zien waren, zowel op de buitengevels als in de hal.
“Het lijken wel vingerafdrukken.” zei ik als grapje, want ik maak wel vaker grapjes over moderne gebouwen en moderne kunst.
“Dat zijn het ook,” zei Theo. “Dat heb je goed gezien.” Hij vertelde me dat 2300 burgers hun vingerafdruk hadden gegeven en dat deze raamwerken daarvan de vergrote kopieën in aluminium waren. Dat was natuurlijk wel iets bijzonders. Alles was op vrijwillige basis en dus waren de vingerafdrukken hoogstwaarschijnlijk allemaal van brave burgers, want niet brave lieden plaatsen hun vingerafdrukken doorgaans op andere plekken of zelfs liever in het geheel niet.
Na onze ronde door Deventer staken we de IJssel over. Vanaf de overkant had ik nog een laatste blik op Deventer, waarna Theo nog mee fietste tot de Woeste Hoeve. Daarna vervolgde ik alleen mijn reis in zuidelijke richting.
In Charleville-Mezières, iets voorbij de Belgisch-Franse grens, was juist toen ik er door kwam een militaire parade aan de gang.
Het was die dag zwaar bewolkt waardoor ik mij later, gezeten op een bankje naast het fietspad langs de Maas, somber afvroeg wat ik daar deed. ’s Zomers, als ik op reis ben moet de zon schijnen, vind ik en dat deed hij niet. Waar bleef die zon?
Plotseling werden mijn sombere gedachten ruw verstoord door het aardige rijmpje:
Dat kan niet waar zijn!
Frank van Rijn!!
Ik keek op en zag op het fietspad een collega-fietser staan, die evenals ik zwaar bepakt was. Het bleek zelfs een bekende van mij te zijn: Dirk van Hulle, een Belg, die ik een aantal jaren eerder in Thailand had ontmoet, samen met zijn vrouw Bianca. (Zie mijn boek ‘De hanen van de koning’.) Een jaar later zijn ze bij mij op bezoek geweest, omdat Bianca mij een interview afnam voor ‘De Wereldfietser’. En nu stond Dirk plotseling voor me, hier in Noord Frankrijk, alsof hij zomaar uit de lucht was komen vallen. Ik had hem door mijn gepeins niet eens zien en horen komen.
“Wat doe jij hier?” vroeg ik, overeind verend.
“Een fietstochtje door Frankrijk,” antwoordde hij. “En jij?”
“Ook een fietstochtje door Frankrijk, maar waar ga je heen?”
“Een beetje langs de Maas naar het zuiden en later met een grote boog terug naar huis.”
“En waar is Bianca?” vroeg ik.
“Thuis. Die moet werken. Ik heb vijf weken vrij genomen om er even uit te zijn.”
Omdat we beiden in dezelfde richting reden besloten we die dag samen verder te trekken.
Bij een volgend bankje stopten we voor een ‘groepsfoto’.
’s Avonds kampeerden we op een veldje aan de Maas.
We fietsten twee dagen samen op, waarna we elk weer ons weegs gingen. Hoe dat verliep, leest u in de volgende aflevering, althans wat mijn reis betreft. Om Dirk te volgen zult u het grote Facebook open moeten slaan, lijkt mij.