Bericht 12: Besluit van mijn reis door Mongolië.
De laatste tijd ben ik er niet meer aan toe gekomen om berichten te schrijven over mijn Mongolië -reis. Dat komt omdat ik het te druk had (op mijn manier en naar mijn maatstaven gemeten!) met andere dingen, onder andere met het klaarmaken van een herdruk van mijn boek ‘Drie kameleons’, een reis door Namibië. De keuze tussen twee voorkaften neemt alleen al heel wat tijd in beslag, want kiezen is altijd moeilijk.
En verder heb ik hard (ook voor mijn doen, natuurlijk) gewerkt aan een nieuw boek, dat over mijn meest recente reis door Centraal Amerika gaat. Een titel heb ik nog niet. Vermoedelijk komt het boek in het voorjaar van 2022 uit, ook weer afhankelijk van mijn ijver. Hier alvast een (oud) plaatje om in de stemming te komen.
En dan was het hier in Nederland zo nu en dan eindelijk mooi weer, wat het mogelijk maakte om weer eens een stukje in de omgeving van mijn woonplaats te fietsen. En dat heb ik dan ook gedaan, maar vandaag regent het, dus goed weer om aan mijn blog te werken.
Ik was na een grote lus door Mongolië weer terug bij de rotsbergen waar ik op de heenweg ook was geweest.
Tijdens mijn reis door Mongolië heb ik nogal wat regen gehad, wat niet altijd uit de foto’s is gebleken, omdat ik bij slecht weer nauwelijks fotografeer. Mijn foto’s geven dus niet een representatief beeld van de bewolkingsgraad. Hier twee foto’s van het oude klooster aan de voet van de rotsberg, de eerste genomen op de terugweg, op 20 juli en de tweede op de heenweg op 15 juni. In de 36 dagen die er tussen die twee opnamen liggen is er een heleboel regen gevallen, wat duidelijk is te zien aan het verschil in groen tussen beide foto’s.
Twee dagen later woonde ik in de buurt van het plaatsje Bayannuur een Nadam bij, een folkloristisch feest waarop voornamelijk worstelwedstrijden, paardraces en boogschietcompetities worden gehouden.
Deze dag stond er een paardrace op het programma voor de jeugd van 10 tot 12 jaar.Die zou om half negen ’s morgens beginnen, maar met een Mongools kwartiertje van twee uur en vijfenveertig minuten werd het kwart over elf voordat ik het eerste paard zag langs galopperen. Vervolgens stoven er binnen vijf minuten zo’n veertig paarden voorbij. Het was een race over 25 km, waar de renners, volgens een man die bij me in de buurt stond en die wat Engels sprak, 30 minuten over deden. Dat betekende dus dat de paarden een gemiddelde snelheid van 50 km/uur liepen, wat me wat aan de hoge kant leek. Maar hard ging het in ieder geval wel en daarom moest ik rap plaatjes schieten om van die vliegende galop een paar redelijke foto’s te maken.
Na het paardrennen van de jeugd traden de tweehonderd-kilogram-plussers aan om te worstelen. Om er zo een omver te duwen heb je al een middelmaat bulldozer nodig.
Op het boogschieten had ik me verheugd, maar dat viel tegen. De boogschieters kwamen niet opdagen en daarom werd er een alternatief verzonnen: met dartpijltjes op ballonnetjes gooien.
Het was van Bayannuur niet ver meer naar Ulaan Baatar van waar ik het vliegtuig terug naar Nederland zou nemen. Onderweg kwam ik bij een groot bord aan de kant van de weg met ‘Hustai National Park’ er op. Ik had nog een dag over en dus kon ik dat nationale park er nog even bij nemen. Daarvoor moest ik 13 km over een zandweg rijden.
Na al het zand waarover ik deze reis gereden had vormde dat stukje van 13 km geen onoverkomelijk probleem. In het resort nam ik een ger, een Mongoolse nomadentent, maar hier ingericht voor toeristen. Daar hoorde ik over het bijzondere van dit park: de Przewalski paarden die er rondliepen. Dat is een soort paard met een DNA dat geheel verschilt van alle andere paarden op de wereld. Het beest was in de jaren zeventig van de vorige eeuw vrijwel geheel uitgestorven. Eigenlijk dus een dinosaurus onder de paarden. In 1878 had de Poolse ontdekkingsreiziger Przewalski in deze contreien een paar van die paarden gezien en had zijn naam aan dat bijzondere paard gegeven. Ik acht het niet onmogelijk dat Marten Toonder die naam zo mooi vond, dat hij de door hem gecreëerde professor in de verhalen van Heer Bommel en Tom Poes naar deze Poolse geleerde heeft genoemd, maar dan enigszins gewijzigd.
Maar terug naar Mongolië: In de jaren negentig van de vorige eeuw hebben natuurvorsers over de hele wereld gezocht naar dat bijzondere paard en er nog een stuk of wat van gevonden. Die werden hierheen gebracht en nu is er weer een populatie van 250 stuks in dit park.
Als je die paarden wilde zien, moest je nog eens 13 km verder over de zandweg, maar dan ’s morgens heel vroeg, anders waren de dieren tussen de heuvels verdwenen. Op mijn fiets lukte het me natuurlijk niet om daar op tijd te zijn. De andere aanwezige toeristen hadden allemaal jeeps en four-wheel-drives waarmee ze door het zand en over de gravel stoven alsof het een kermisbaan was. Ik had er geen zin in om bij die mensen te gaan bedelen om een ritje in hun geweldige machine en dus sukkelde in er op mijn fiets naar toe in de hoop dat er nog een paar Przewalski’s waren achter gebleven, die een luie dag hadden. Toen ik op de plek kwam waar je ze zou kunnen zien waren ze natuurlijk allemaal verdwenen evenals de toeristen met hun jeeps. De omgeving was echter mooi en daarom maakte ik een flinke wandeling waarop ik weer aardige rotspartijen zag.
Toen ik laat in de middag terug kwam van een lange wandeling door het park zag ik opeens in de verte een paar paarden lopen. Dat moesten Przewalski’s zijn! Die waren nog een ommetje aan het maken en dus had ik die uiterst bijzondere paarden toch nog gezien!! Heel bijzonder, maar ik moet eerlijk bekennen dat als ik ze op het Fochteloërveen bij Appelscha had zien grazen, ik er gewoon aan voorbij was gereden. Zo’n paardenbarbaar ben ik! Toen ik ze dichter probeerde te naderen voor een paar betere foto’s gingen ze er als hazen vandoor.
Als je het verschil niet ziet hoef je er geen wereldreis voor te ondernemen. Maar het was ook niet alleen voor deze paarden dat ik deze reis had ondernomen. Ik had de reis gemaakt om ook al die andere mooie en interessante dingen te zien, die ik in deze en de voorgaande 11 afleveringen van mijn Mongoolse feuilleton heb behandeld. Het was een prachtige reis, maar het weer had wel iets beter gekund, vooral toen ik Ulaan Baatar kwam binnen rijden. Daar vond een wolkbreuk plaats die flinke delen van de stad onder water zette.
Om niet te eindigen met zo’n somber plaatje met al dat hemelwater waar auto’s doorheen ploegen, tot slot van deze aflevering en van de hele Mongolië-reis nog een mooie berg.
En daarmee is mijn Mongolië-verhaal ten einde. Het wordt tijd om na al het corona-gedoe van het afgelopen jaar, weer eens op de fiets te stappen voor een nieuwe reis. Hopelijk gaat Frankrijk binnenkort open, zodat ik daar op mijn Santos doorheen kan trekken.
Tot een volgende keer,
Frank van Rijn.