Bericht 3 Naar het zuiden.
Mijn vorige bericht sloot ik af met een quiz-vraagje:
Ik had daar vele duizenden inzendingen op verwacht, maar die verwachting bleek lichtelijk aan de optimistische kant te zijn geweest. Er kwam er één. Mogelijk hebben al die duizenden inzenders geantwoord via Facebook, maar aangezien ik daar niet bij aangesloten ben hebben die antwoorden mij niet bereikt. Misschien was de opgave ook wel te moeilijk en is geen van mijn volgers ooit bij dat beeld geweest, iets wat ik me overigens niet kan voorstellen.
Die ene inzender was Erik, de bouwer van mijn website. Hij was daar nooit geweest, maar plaatste het plaatje op de een of andere manier in google en voila…. binnen twee tellen kwam het goede antwoord: De bron van de Taag, 35 km ten zuidwesten van Albaracin in de Serrania de Cuenca.
Onder dat gigantische beeld, midden in het woeste, vrij verlaten berggebied tussen Teruel en Cuenca sijpelt wat water weg. Bij zware regenval stroomt er echter flink wat water dat onder dat bruggetje door. Hier zien we dus de nu droog staande bedding van de eerste meters van de Taag, die uiteindelijk als een grote waterstroom bij Lissabon uitmondt in de Atlantische Oceaan.
Ik daalde een kilometer of drie stroomafwaarts langs de Taag, voor zover je langs een droog staande rivier stroomafwaarts kunt rijden, en sloeg daar linksaf waarna ik met een korte klim op de Puerto de El Cubillo kwam, een pas van 1620 meter boven zeeniveau. Een kilometer of negen dalen over een bochtige weg bracht mij bij de Rio Júcar, die ontspringt op de 1839 meter hoge berg San Felipe, hemelsbreed 8 km naar het noorden.
Dat is een interessante berg in een even interessant gebied, want er ontspringen hier nog twee andere rivieren: de Rio Cabriel en de Rio Cuervo. Je zou haast denken dat San Felipe met vier rivieren die vlak in de buurt ontspringen (Taag, Jucar, Cabriel en Cuervo) een soort heilige berg is, zoiets als de Kailash in de Himalaja. Het voorvoegsel ‘San’ wijst eigenlijk al in die richting.
Deze Rio Júcar volgde ik ook stroomafwaarts, maar nu langs een echte stroom water, naar het dorpje Uña. Het terrein zag er erg mooi uit met kloven en rotspartijen. Bij een hotel parkeerde ik mijn fiets, waarna ik te voet naar de rand van een plateau klom. Langs die rand maakte ik een flinke wandeling, waarbij is steeds prachtige uitzichten had op de vallei beneden me en de grillige rotswand zelf.
Slechts 5 km ten zuidwesten van dit geologisch interessante gebied bevindt zich Ciudad Encanrada, oftewel de ‘Betoverde Stad’. Dat gebied heet zo omdat de rotspartijen en uitgesleten canyons bij de bezoeker de indruk wekken dat hij door een surrealistische stad loopt. Ik was daar op voorgaande reizen al meerdere malen geweest en had het plan om er ook deze keer te gaan kijken. Helaas was het weer de volgende dag slecht en wat heeft het voor zin om met slecht weer door een sprookjesachtig gebied te lopen? Geen! Dat vertroebelt slechts de mooie herinneringen van voorgaande bezoeken. Daarom liet ik dit bijzonder geërodeerde natuurwonder links liggen. Om mijn volgers op dit punt niet al te zeer teleur te stellen heb ik uit de oude doos een paar dia’s naar boven gehaald van deze betoverde stad.
In het mooie provinciestadje Cuenca, niet ver van Ciudad Encantada, hangen een paar huizen als het ware enigszins over een uitstekende rotswand heen. Dat zijn de Casas Colgadas, de Hangende huizen.
Via rustige weggetjes en kleine dorpjes reed ik naar Venta de Contreras aan de grote weg van Madrid naar Valencia. Vroeger was dit een stopplaats voor de diligence en kon je hier de nacht in de herberg (venta) doorbrengen. Daar werden ook de paarden voor de diligence gewisseld zodat er op het volgende traject weer stevig kon worden doorgereden. Nu ligt er een aardige camping naast de Venta.
Tegenover de Venta en er vrij flink bovenuit rijzend staat de stuwdam in de Rio Cabriel met achter de dam het Embalse (stuwmeer) de Contreras.
Als je goed naar het plaatje kijkt, ontdek je iets vreemds aan de dam. Iedere eerstejaars civielstudent weet dat beton alleen op druk belast kan worden en dat daarom de bolle kant van een stuwdam altijd naar het stuwmeer gekeerd moet zijn. Hier zien we het omgekeerde. Dat moet een sensatie zijn geweest toen de dam eindelijk klaar was. Ik stel me zo voor dat een van de bouwmeesters tevreden naar hun kunstwerk’ keek en opmerkte: “Dat hebben we maar weer mooi voor elkaar gekregen! Maar wacht eens …… DE DAM STAAT VERKEERD OM!!!!”
“Ja, nu je het zegt….” zullen zijn tot dat moment even trotse collega’s vertwijfeld uitgeroepen hebben. Zo zal het waarschijnlijk ongeveer gegaan zijn. Verbazend hoe zoiets kan gebeuren. Er wordt toch een ontwerp gemaakt dat door vele handen gaat, voordat je aan zo’n reuzejob begint. En toch had niemand het ontdek tot het moment dat de dam klaar kwam. Hierna heeft men toch geprobeerd om het stuwmeer vol te laten lopen, zodat het omringende terrein geïrrigeerd kon worden en de waterturbines in de dam de generatoren zouden kunnen aandrijven. Waarschijnlijk hoopten de ingenieurs dat de wetten van de natuurkunde hen deze keer niet meedogenloos in het ongelijk zouden stellen en hen gunstig gezind waren. In ieder geval was het een interessant experiment, zoiets als een hoge flat zonder heipalen in een moeras bouwen of een vliegtuig zonder vleugels bouwen.
Natuurlijk ging het mis. Toen het water tot ongeveer de helft van de geplande hoogte reikte schijnt de dam al anderhalve meter naar voren geschoven te zijn. Snel werd de overlaat open gegooid om de boel niet uit elkaar te laten klappen. Hierdoor daalde het waterpeil zodat de druk op de dam weer afnam. Met een derde van de nominale waterhoogte houdt de dam zich nu kranig. Een miniatuur dammetje had indertijd een hoop beton, werk en geld uitgespaard. In ieder geval kunnen weg- en waterbouwers van over de hele wereld komen kijken hoe het niet moet. Een unicum in de wereld en voor iedereen die wel eens een miskleun heeft gemaakt een grote troost!
Omdat er de vorige keer op mijn quiz-vraagje zo bedroevend weinig goede (en ook foute) antwoorden zijn gekomen, deze keer tot besluit van dit bericht een wat eenvoudigere quiz-vraag, ook weer alleen maar voor de eer:
Tot de volgende keer.