De vorige keer fietsten we langs de Etna op Sicilie, waar rook uit opsteeg. De dag daarna zag deze forse vulkaan er weer wat rustiger uit, hoewel er onder of tussen die wolken toch ook nog wel wat vulkanische rook kon zitten.
Nadat ik de rivier de Simeto was overgestoken, kreeg ik een grote klim door een woestijnachtig gebergte naar het mooi en dominant gelegen plaatsje Centúripe. De aangename temperatuur in combinatie met het nogal inspannende klimwerk deed bij mij het luie zweet uit de poriën vloeien, wat resulteerde in een nat pak, alsof ik juist door het ijs was gezakt, maar dan bij 37 graden Celcius. Plus, wel te verstaan, want bij min 37 graden zak je niet door het ijs.
Ik kwam juist op tijd in het plaatsje aan om te constateren dat ik te laat was om een cola te kopen, want de winkels waren een kwartier daarvoor dichtgegaan. De gevreesde siësta was begonnen! Op de piazza at ik mijn brood, waarna ik aan de andere kant van de berg afdaalde door een zelfde kaal, maar mooi landschap.
Een Franse wijnboer en bijenhouder in de Provence, op wiens land ik tijdens voorgaande reizen al meerdere malen mijn tent had opgezet, had mij verteld over de prachtige Romeinse mozaïeken van Piazza Armerina op Sicilië. Daar moest ik natuurlijk ook heen, maar om daar te komen kreeg ik op de flinke klim van Raddusa naar Aidone nogmaals de gelegenheid om mijn inmiddels opgedroogde kledij te laten doorweken met zweet. Als je niet van transpireren houdt is het geen goed idee om je ’s zomers op Sicilië op een fiets te wagen, tenzij het een elektrische is. Die van mij was (en is!) dat niet, afgezien van het achterlicht, waarvan de batterij echter op is. En een batterij die op is kun je niet meer rekenen tot het domein der elektriciteit. Wel zijn mijn twee kilometertellers elektrisch, elektronisch zelfs, maar aangezien het daar om milliwatts gaat, reken ik die niet mee.)
Enkele kilometers voor Aidone kwam ik langs Morgantina, een stad die, zoals we weten, in het jaar 211 voor Christus door de Romeinen werd veroverd op de Grieken. Nu zijn er nog slechts resten van over, die vanaf 1884 zijn opgegraven. Archeologen zijn er nog steeds aan het spitten op zoek naar spullen om het museum van Aidone mee te vullen. Ik ging er een kijkje nemen. Een kolossaal Colosseum was er niet, maar een aardig amfitheater wel en zoiets is toch ook niet te versmaden.
Ook hadden de Romeinen er baden aangelegd, compleet met centrale verwarming.
In Aidone, zes opnieuw zweterige kilometers verderop, mocht ik met hetzelfde toegangskaartje als dat voor deze Romeinse ruïnes, het archeologisch museum binnen. Behalve vele oude Griekse potjes, scherfjes, muntjes, bekers en geplakte vaten zag ik daar het wereldberoemde en meer dan levensgrote, uit de 5e eeuw voor Christus stammende beeld van een Griekse godin staan, dat nu ‘l Afrodite di Morgantina’ wordt genoemd. De godin mist slechts 5 vingers van de rechterhand, een stuk neus, een deel van haar achterhoofd, haar rechter voet en een teen van haar linker voet. Als een vrouw zo toegetakeld zou zijn, was het slecht met haar gesteld, maar voor een ruim 2400 jaar oud beeld is het vrijwel puntgaaf.
Ook waren er zittende beelden van twee andere godinnen: Demeter en Persephone, maar daarvan waren alleen nog fragmentjes over: de hoofden, drie handen en drie voeten. De rest was ijzerdraad om de boel bij elkaar te houden, bedekt met sluiers. Wel nog zo’n 100 jaar ouder dan Afrodite, dus denk er niet geringschattend over!
Interessant was, dat de oude Grieken of Romeinen een bordspel hadden dat op het Chinese denkspel Go lijkt. Of was het slechts Romeins Mens-erger-je-niet?
In Villa Romana del Casale, een villa van een rijke Romeinse patriciër uit de vierde eeuw AD, die zich enkele kilometers voorbij Piazza Armerina bevindt, bezocht ik de mooiste en meest uitgebreide mozaïeken die ik ooit had gezien. Ik liep door tientallen kamers en vertrekken, waarvan weinig meer over was dan de vloeren. Maar die vloeren waren de moeite waard om er voor naar Sicilië te rijden, zelfs op de fiets! Ze waren alle bedekt met fantastische mozaïeken, gemaakt van heel veel kleine, gekleurde marmeren steentjes. Sommige van die mozaïeken bestonden uit geometrische figuren, maar de meeste beeldden dieren uit en mensen die al of niet druk waren met het een of andere werkje zoals jagen, vissen, tobben met onwillige stieren die een kar moesten trekken, enz.
Op een zo’n mozaïek plaatste ik oneerbiedig mijn schoen om een indruk te geven van hoe klein en fijn die steentjes zijn.
Die schoen is 114 mm breed (zelf opgemeten!) en er gaan, zoals de noeste teller en meter zelf kan opmeten op zijn computerscherm, ongeveer 10 steentjes in die 114 mm, dus zo’n steentje is gemiddeld 11,4 mm lang en breed. In een decimeter passen derhalve 100 : 11,4 = 8,77 steentjes, waaruit volgt dat er in een vierkante decimeter 8,77 x 8,77 = 76,9 gaan en in een vierkante meter derhalve 7690. In een kamer van pakweg 4 bij 5 meter (er waren kleinere, maar ook veel grotere) zitten er daarom 4 x 5 x 7690 = 153.800. Op een platte grond van de Villa stonden om en nabij 60 kamers aangegeven, maar laten we aannemen dat slechts de helft van de kamers was ‘bemozaïekt’ (waarschijnlijk meer, maar ik was op een gegeven moment de tel kwijt door al die overweldigende mozaïeken), dan lagen er in totaal dus 30 x 153.800 = 4.614.000 steentjes. (Meer dan vierenhalf miljoen!!) Aannemende dat het bikken en slijpen en aan de bovenkant polijsten (de eigenaar wilde indertijd natuurlijk comfortabel op zijn blote voeten door zijn huis kunnen lopen) plus het plaatsen van zo’n steentje een half uur nam (waarschijnlijk veel meer. Probeert u het thuis maar eens met een stukje marmer!) dan kostte het maken van al die mozaïeken bij elkaar dus 4.614.000 : 2 = 2.300.000 manuren. Duizend werklieden zouden dan, met werkdagen van 7 uur ’s morgens tot 7 uur ‘s avond en zonder koffie- en lunchpauze 2300 : 12 = 192 dagen bezig zijn om van die villa alleen de vloeren te leggen. En dan moesten de muren nog opgetrokken worden met een dak er op. En verder zou een prachtige avenue met bomen er langs niet onwelkom zijn, alsmede een tuin zo groot als een aantal voetbalvelden, want van kleine voortuintjes hielden Romeinse patriciërs niet. Ja, onze Romein zal ongetwijfeld over heel wat peculanten hebben beschikt… of over heel wat slaven!
Rekent u het allemaal nog even na om mij te betrappen op een rekenfout?
Ik wil deze voor-laatste aflevering van mijn Frankrijk-Italië-feuilleton besluiten met een foto van het kasteel van Mazzarino, dat gedeeltelijk in puin ligt. Wat er nog van overeind staat is echter een puntgave ruïne.